ECLI:NL:TAHVD:2017:160 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170122

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2017:160
Datum uitspraak: 28-08-2017
Datum publicatie: 29-08-2017
Zaaknummer(s): 170122
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie:   Dekenbezwaar. De deken is ontvankelijk; het hof beoordeelt zelfstandig de gedragingen die verweerder worden verweten en is daarbij niet geboden aan een afspraak die verweerder met een voormalig deken stelt te hebben gemaakt in een andere situatie dan thans aan de orde. Verweerder heeft in strijd met de Samenwerkingsverordening en (later) de Voda jarenlang geweigerd zijn kantoornaam aan te passen door daaruit de meervoudsaanduiding “advocaten” te verwijderen. Klacht gegrond. Voorwaardelijke schorsing voor de duur van een maand met als bijzondere voorwaarde dat verweerder binnen één maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing zijn kantoornaam dient aan te passen en aangepast dient te houden overeenkomstig de door het Hof van Discipline geformuleerde criteria zoals opgenomen in ECLI:NL:TAHVD:2015:309. Bekrachtiging, behoudens de door de raad opgelegde proeftijd van twee jaar.

Beslissing

van 28 augustus 2017

in de zaak 170122

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

deken

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad) van 27 maart 2017, gewezen onder nummer 16-980/DH/DH, aan partijen toegezonden op 27 maart 2017, waarbij het bezwaar van de deken tegen verweerder gegrond is verklaard. De raad heeft aan verweerder de maatregel opgelegd van een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaar en onder de bijzondere voorwaarde dat verweerder binnen één maand na het onherroepelijk worden van deze uitspraak zijn kantoornaam dient aan te passen en aangepast dient te houden overeenkomstig de door het Hof van Discipline geformuleerde criteria zoals opgenomen in ECLI:NL:TAHVD:2015:309. Verweerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2017:60.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 24 april 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 juni 2017, waar verweerder met zijn gemachtigde mr. D, advocaat te D, en de deken zijn verschenen.

3    HET DEKENBEZWAAR

Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in strijd met de Samenwerkingsverordening en later de Voda, jarenlang en tegen beter weten in heeft geweigerd zijn kantoornaam aan te passen door daaruit de meervoudsaanduiding “advocaten” te verwijderen. 

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft het dekenbezwaar gegrond verklaard. Daartoe heeft de raad overwogen dat verweerder evident in strijd heeft gehandeld met de Voda (artikel 7.4 lid 1), omdat hij met de door hem gebruikte kantoornaam “Van X advocaten” de indruk heeft gewekt dat aan zijn kantoor meerdere advocaten verbonden zijn terwijl dat niet het geval is. Dat mr. T bij verweerder in dienst is, maakt dit niet anders omdat zij elders zelfstandig de advocatenpraktijk uitoefent en slechts incidenteel fungeert als vraagbaak. De raad acht zich niet gebonden aan een beweerdelijk in 2011 door verweerder met de toenmalige deken gemaakte afspraak.

5.2    Als meest verstrekkend verweer voert verweerder in hoger beroep aan dat de deken niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn bezwaar. Verweerder beroept zich erop dat hij in 2011/2012 met de toenmalig deken afspraken heeft gemaakt over de samenwerkingsconstructie met mr. O en, in het verlengde hiervan, het gebruik van de kantoornaam. De inschakeling van mr. T als opvolger van mr. O geschiedt op dezelfde voorwaarden. Door het maken van deze afspraken heeft de deken zijn mogelijkheid om een klacht over het gebruik van de kantoornaam in te dienen, prijsgegeven, aldus verweerder.

5.3    Het hof oordeelt als volgt. Het hof dient te beoordelen of verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet, waaronder inbreuken op de verordeningen van de Nederlandse Orde van Advocaten en handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. De tuchtrechter is daarbij niet gebonden aan een afspraak die verweerder met een voormalig deken stelt te hebben gemaakt in een andere situatie (samenwerking met mr. O, die in 2015 is beëindigd) dan thans aan de orde is (een vorm van samenwerking met mr. T). Het hof beoordeelt zelfstandig de gedragingen die verweerder thans verweten worden, waarbij wat de (toenmalig) deken in 2011/2012 van het handelen van verweerder destijds vond, geen doorslaggevende rol kan spelen. Dit betekent dat, wat er ook zij van de gestelde afspraak, de deken ontvankelijk is in zijn bezwaar. De grief van verweerder faalt. 

5.4    Het onderzoek in hoger beroep heeft voor het overige niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De werkzaamheden die mr. T verricht zijn zowel in tijd - één dag per maand, zo blijkt uit de loonstroken die zich in het dossier bevinden - als naar omvang en inhoud - mr. T fungeert blijkens haar eigen verklaring van 29 december 2016 slechts als klankbord voor verweerder en onderhoudt geen rechtstreeks contact met de cliënten van verweerder - te beperkt om te kunnen aannemen dat sprake is van een samenwerkingsverband dat het gebruik van de meervoudsaanduiding “advocaten” in de kantoornaam rechtvaardigt.

5.5    De grieven van verweerder tegen de beslissing van de raad worden verworpen. Het hof acht de oplegging van een voorwaardelijke schorsing, met de bijzondere voorwaarde dat verweerder binnen een maand zijn kantoornaam moet hebben aangepast, passend en geboden om te bevorderen dat verweerder zijn kantoornaam nu daadwerkelijk wijzigt. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd, met uitzondering van de aan de voorwaardelijke schorsing gestelde algemene voorwaarde dat verweerder zich binnen een proeftijd van twee jaar niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging, aangezien het hof daarvoor geen aanleiding ziet.

5.6    Nu het bezwaar gegrond is verklaard en een maatregel is opgelegd zal het hof overeenkomstig artikel 48 lid 6 Advocatenwet bepalen dat de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak door verweerder aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden vergoed. Deze kosten moeten binnen vier weken na heden worden betaald.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 27 maart 2017, gewezen onder nummer 16-980 DH/DH, voor zover daarin aan de opgelegde schorsing de algemene voorwaarde is gesteld dat verweerder zich binnen een periode van twee jaar niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging;

bekrachtigt deze beslissing voor het overige;

veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten in hoger beroep van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten te betalen binnen vier weken na deze uitspraak door overmaking op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hoger beroep zaaknummer HvD 170122”.

Aldus gewezen door mr. P.M.A de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M. Ficq, M.M.H.P. Houben, M. Pannevis, D.J.B. de Wolff, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2017.

griffier    voorzitter

De beslissing is verzonden op 28 augustus 2017.