ECLI:NL:TAHVD:2016:92 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160076

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2016:92
Datum uitspraak: 23-05-2016
Datum publicatie: 23-05-2016
Zaaknummer(s): 160076
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beklag artikel 13 Advocatenwet. Klaagster verzoekt (onder meer) om bijstand van een advocaat voor een second opinion over een mogelijk door klaagster te voeren procedure tegen de notaris. Hof verklaart het beklag gegrond en verzoekt de deken een advocaat aan te wijzen voor een second opinion. Dat geen grond aanwezig is voor aanwijzing van een advocaat voor een nieuwe procedure tegen de voormalige echtgenoot van klaagster brengt niet zonder meer mee dat de deken ook geen advocaat hoeft aan te wijzen voor een (second opinion met betrekking tot een) eventuele procedure tegen de notaris. De veronderdeling van de deken dat klaagster reeds beschikt over een advocaat die haar wil bijstaan, lijkt onjuist. De eigen visie van de deken dat de procedure tegen de notaris kansloos is, legt onvoldoende gewicht in de schaal mede gezien de benaderde omstandigheden die klaagster in haar e-mails aan de deken heeft vermeld.  

Beslissing

van 23 mei 2016   

in de zaak 160076

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klaagster heeft op 8 februari 2016 bij de deken van de Orde van Advocaten in het [arrondissement], verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 8 maart 2016 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 10 maart 2016 heeft klaagster zich beklaagd over het feit dat de deken haar verzoek heeft afgewezen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift gedateerd 10 maart 2016 is op 11 maart 2016 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van de brief met bijlagen van de deken aan het hof van 5 april 2016.

3    FEITEN

Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden:

3.1    Klaagster is gehuwd geweest onder huwelijkse voorwaarden waarvan de akte in 1998 is verleden. De voorwaarden hielden een koude uitsluiting in zonder verrekenbeding.

3.2    Klaagster, inmiddels van echt gescheiden, heeft in een procedure tegen haar (voormalige) echtgenoot het standpunt ingenomen dat de huwelijkse vermogens op een andere manier zouden moeten worden afgewikkeld dan volgens de huwelijkse voorwaarden. Dat standpunt is evenwel niet door de rechter gevolgd.

3.3    Klaagster wenst thans de notaris ten overstaan van wie de akte van huwelijkse voorwaarden is verleden aan te spreken tot vergoeding van schade. Klaagster staat, naar het hof begrijpt, op het standpunt dat de notaris verzuimd heeft te voldoen aan zijn (in art. 43 Wet op het notarisambt neergelegde) plicht om klaagster te informeren met betrekking tot de gevolgen die voor haar uit de akte van huwelijkse voorwaarden zouden voortvloeien. In het bijzonder heeft de notaris volgens klaagster verzuimd haar mee te delen dat haar aanstaande echtgenoot vermogend was, en dat als gevolg van die huwelijkse voorwaarden noch dat vermogen noch de eventuele toekomstige toename daarvan, in enige huwelijkse goederengemeenschap zou vallen of zouden behoren te worden verrekend.

3.4    De advocaat mr. F heeft, op toevoegingsbasis, de kansen van een procedure tegen de notaris onderzocht. Mr. F kwam tot de conclusie dat zij geen kans van slagen ziet en dat zij niet bereid is om voor klaagster een procedure te starten. Op verzoek van de deken heeft mr. F haar visie schriftelijk (per e-mail van 24 februari 2016) uiteengezet.

3.5    Klaagster wil een second opinion inwinnen, maar heeft ondanks diverse pogingen, geen advocaat kunnen vinden die bereid is als opvolgend advocaat zijn/haar licht over de kansen van een procedure tegen de notaris te laten schijnen. Klaagster heeft wel enkele (oud-)notarissen geraadpleegd, die volgens klaagster wel kansen zien voor de door haar voorgenomen procedure.

3.6    Klaagster verlangt van de deken niet alleen dat die een advocaat aanwijst voor (advies met betrekking tot) een procedure tegen de notaris, maar ook dat hij overleg voert (bemiddelt) in een conflict dat klaagster heeft met de advocaat mr.  K te E, die haar eerder heeft bijgestaan en die voldoening van zijn declaraties verlangt.

4    BEOORDELING

4.1    De deken heeft bij zijn afwijzing van het verzoek gerefereerd aan zijn afwijzing van eerdere verzoeken van klaagster om aanwijzing van een advocaat die haar zou moeten bijstaan in een nieuwe procedure tegen haar voormalige echtgenoot, en aan de ongegrondverklaring door het hof (beslissing van 25 augustus 2014) van het beklag van klaagster tegen een van die afwijzingen. Voorts heeft de deken verwezen naar het advies van mr. F, wier conclusie de deken niet verbazingwekkend acht. Op basis van hetgeen voorligt is de inschatting van de deken dat een procedure tegen de notaris kansloos is. Hieraan voegt de deken toe dat hij veronderstelt dat klaagster reeds een advocaat heeft gevonden (van het kantoor H te Z) die zich in de zaak heeft verdiept en die kennelijk wel mogelijkheden ziet. 

4.2    Het hof is van oordeel dat de deken onvoldoende gegronde redenen heeft aangevoerd om het verzoek af te wijzen. Dat er geen grond is voor aanwijzing van een advocaat voor een nieuwe procedure tegen de voormalige echtgenoot van klaagster brengt niet zonder meer mee dat de deken ook geen advocaat behoeft aan te wijzen voor een (second opinion met betrekking tot een) eventuele procedure tegen de notaris. De, door klaagster in haar klaagschrift betwiste, veronderstelling van de deken dat een advocaat van het kantoor H bereid is klaagster bij te staan tegen de notaris lijkt onjuist. Ook de eigen visie van de deken (die het dossier van de eerdere procedure tegen de voormalige echtgenoot van klaagster en de stukken met betrekking tot een mogelijke vordering tegen de notaris kennelijk niet zelf heeft bestudeerd) dat een procedure tegen de notaris kansloos is, kan mede gezien haar benarde omstandigheden die klaagster in haar e-mails aan de deken heeft vermeld, onvoldoende gewicht in de schaal werpen voor afwijzing van het verzoek van klaagster om aanwijzing van een advocaat. 

4.3    Op het verzoek van klaagster aan het hof om de deken opdracht te geven overleg te voeren met mr. K zal het hof niet ingaan, nu dit verzoek, zoals de deken terecht heeft aangevoerd, buiten de reikwijdte valt van de onderhavige beklagprocedure op de voet van art. 13 lid 3 Advocatenwet.   

4.4    Voor zover het beklag van klaagster er ook toe strekt dat de deken een advocaat aanwijst om haar bij te staan in een procedure op grond van art. 12 Sv acht het hof het beklag ongegrond. Voor die kwestie is bijstand door een advocaat niet voorgeschreven en bovendien heeft klaagster zelf al een verzoek bij het gerechtshof ingediend. 

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het [arrondissement]  van 8 maart 2016 gegrond, voor zover dit betrekking heeft op een mogelijke procedure tegen de notaris;

-    verzoekt de deken een advocaat aan te wijzen voor een second opinion zoals in r.o. 4.2 aangegeven;

-    verklaart het beklag voor het overige ongegrond. 

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. H. van Loo, J.C. van Oven, M. Pannevis en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2016.

griffier    voorzitter                       

De beslissing is verzonden op 23 mei 2016.