ECLI:NL:TAHVD:2016:66 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 150116

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2016:66
Datum uitspraak: 11-04-2016
Datum publicatie: 12-04-2016
Zaaknummer(s): 150116
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van het hof is ongegrond. Klagers hebben de hoger beroep termijn van artikel 56 lid 1 Advocatenwet overschreden.Inspanningen en tijd gemoeid met verhuizing en wijziging van ophaaltijden PostNL leveren geen grond voor verschoonbare termijnoverschrijding op.

Beslissing

van 11 april 2016   

in de zaak 150116

naar aanleiding van het verzet van:

klagers

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 12 oktober 2015, onder nummer 15-095A, aan partijen toegezonden op 12 oktober 2015, waarbij van een klacht van klagers tegen verweerder klachtonderdeel a ongegrond is verklaard en klagers niet-ontvankelijk zijn verklaard in klachtonderdeel b.

De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2015:235.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is op 12 november 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Bij beslissing van 23 november 2015 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van het hof klagers kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep wegens overschrijding van de in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet neergelegde termijn en dat hoger beroep op die grond afgewezen. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 23 november 2015.

2.3    Het verzetschrift van klagers tegen deze laatste beslissing is door de griffie van het hof ontvangen op 1 december 2015.

2.4    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-     de brief van verweerder aan het hof van 9 februari 2016;

-     de brief van klagers aan het hof van 25 februari 2016;

-    de brief van klagers aan het hof van 3 maart 2016.

2.5    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 14 maart 2016, waar klagers met hun juridisch adviseur mevrouw R en verweerder zijn verschenen.

2.6    Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben. Het verzet strekt tot gegrondbevinding daarvan.

3    BEOORDELING 

3.1    Naar aanleiding van het hoger beroep heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van het hof overwogen dat klagers uiterlijk 11 november 2015 hoger beroep konden instellen van de beslissing van de raad, aangezien de beslissing van de raad op 12 oktober 2015 was toegezonden aan klagers.

3.2    Nu het beroepschrift door de griffie van het hof is ontvangen na afloop van deze termijn, oordeelde de (plaatsvervangend) voorzitter het beroep kennelijk niet-ontvankelijk en heeft het op die grond afgewezen.

3.3    Het hof is van oordeel dat de (plaatsvervangend) voorzitter van het hof dit  in de beslissing van 23 november 2015 terecht heeft overwogen, nu artikel 56 lid 1 Advocatenwet bepaalt dat hoger beroep moet worden ingesteld binnen dertig dagen na verzending van de beslissing van de raad. Dit brengt met zich dat klagers niet-ontvankelijk zijn in hun beroep, behalve wanneer het hof zou oordelen dat klagers terecht een beroep op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding hebben gedaan.

3.4    Door klagers is gesteld dat hier sprake is van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, omdat de inspanningen en tijd die gemoeid gingen met hun verhuizing één dag na de laatste dag van de beroepstermijn tijdige indiening van het beroepschrift, dat vanwege de omvang bovendien veel voorbereiding vergde, hebben bemoeilijkt. Deze omstandigheid doet de termijnoverschrijding van klagers niet verschoonbaar zijn. Niet is immers gebleken dat klagers, die de beslissing van de raad binnen de beroepstermijn hebben ontvangen, als gevolg van deze omstandigheid het beroepschrift niet tijdig hebben kunnen indienen.

3.5    Klagers stellen verder dat zij het beroepschrift op 10 november 2015 tussen 17.00 uur en 17.30 uur bij het postkantoor ter verzending hebben aangeboden aan PostNL en dat zij mochten verwachten dat het één dag later bij het hof zou worden bezorgd, maar dat hen achteraf is gebleken dat het beroepschrift die dag niet is meegaan met de post omdat de ophaaltijd van PostNL exact die dag is gewijzigd van 17.00 uur naar 17.30 uur. Het hof passeert dit betoog, omdat de  wijziging in de ophaaltijden van PostNL voor eigen risico komt van klagers, die bovendien hun beroepschrift – zoals vermeld in de tekst van de beslissing van de raad – ook per fax of e-mail hadden kunnen indienen om daarmee tijdige indiening veilig te stellen.

3.6    Evenmin kan de omstandigheid dat de termijnoverschrijding gering is en dat de beslissing voor klagers nadelige gevolgen heeft omdat de raad de klacht van klagers slechts deels zou hebben behandeld, leiden tot het oordeel dat de overschrijding van de beroepstermijn klagers niet kan worden tegengeworpen.

3.7    Het hof overweegt dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding zodat het feit dat het beroep te laat is ingesteld voor rekening van klagers blijft.

3.8    Het door klagers ingestelde verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van het hof van 23 november 2015 is derhalve ongegrond.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het verzet van klagers tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van het Hof van Discipline van 23 november 2015 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. G.R.J. de Groot, W.A.M. van Schendel, G.J.S. Bouwens en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2016.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 11 april 2016.