ECLI:NL:TAHVD:2016:59 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 150108

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2016:59
Datum uitspraak: 01-04-2016
Datum publicatie: 04-04-2016
Zaaknummer(s): 150108
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Schending gedragsregel 2. Klacht ongegrond. Het is in beginsel niet aan klaagster om te treden in de relatie tussen een advocaat van de wederpartij en diens cliënt voor zover die onder meer betreft door hen onderling gemaakte financiële afspraken. Uitzondering indien klager bij zijn klacht voldoende concreet eigen belang aanvoert bij een tuchtrechtelijk verwijt aan de advocaat van zijn wederpartij. Daarvan is niet gebleken. Bekrachtiging uitspraak raad van discipline.

Beslissing

van 1 april 2016

in de zaak 150108

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klagers

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 5 oktober 2015, onder nummer ZWB 40 - 2015, aan partijen toegezonden op 8 oktober 2015, waarbij klaagster sub 2 niet ontvankelijk is verklaard, klachtonderdeel 1 van klager tegen verweerster gegrond is verklaard, en klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2015:216.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 9 november 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerster van 23 december 2015;

-    de brief van klager met aanvullende stukken van 12 januari 2016.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 1 februari 2016, waar klager en zijn gemachtigde B, en verweerster en haar gemachtigde mr. H, zijn verschenen. Beide gemachtigden hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

1.    Verweerster gedragsregel 12 heeft geschonden door het overleggen van confraternele correspondentie in een gerechtelijke procedure zonder verkregen toestemming van de advocaat van de wederpartij en bij ontbreken daarvan zonder voorafgaand advies van de deken te hebben ingewonnen;

2.    Verweerster gedragsregel 2 heeft geschonden doordat zij een ontoelaatbaar eigen financieel belang gekregen heeft bij de hoogte van een eventueel schikkingsbedrag omdat zij eerst op een moment dat haar cliënte over voldoende financiële middelen beschikt, zal overgaan tot het innen van haar declaratie;

3.    Verweerster onnodig grievend is geweest.

4    FEITEN

4.1    Verweerster staat sinds augustus 2008 de ex-echtgenote van klager bij in diverse procedures in verband met de echtscheiding van klager en zijn ex-echtgenote. Nadat partijen eerst hebben getracht in onderling overleg tot een regeling te komen, heeft verweerster namens haar cliënte in februari 2009 het verzoek tot echtscheiding en een verzoek tot nevenvoorzieningen ingediend. In december 2008 is de echtscheidingsbeschikking gewezen.

4.2    Tussen partijen bestond discussie over de namens de ex-echtgenote van klager verzochte vernietiging van de huwelijkse voorwaarden en bijbehorende vaststellingsovereenkomst. De afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden bij de rechtbank moest wachten totdat de discussie over de vernietiging van de huwelijkse voorwaarden en de vaststellingsovereenkomst was afgerond. De partijen hebben daarover bij rechtbank, hof en Hoge Raad geprocedeerd. Op 9 februari 2011 heeft de rechtbank de cliënte van verweerster  in het gelijk gesteld en de huwelijkse voorwaarden en bijbehorende vaststellingsovereenkomst vernietigd. Klager heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. Op 28 februari 2012 heeft het gerechtshof de beslissing van de rechtbank bekrachtigd. Klager ging daarop in cassatie. De Hoge Raad heeft op 15 november 2013 uitspraak gedaan en pas toen kwam een definitief einde aan de discussie over de vernietiging van de huwelijkse voorwaarden en de bijbehorende vaststellingsovereenkomst. Vervolgens kon de procedure met betrekking tot de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden worden hervat. Daarnaast zijn tussen partijen diverse andere procedures aanhangig (geweest) in zowel eerste aanleg als hoger beroep.

5    BEOORDELING

5.1    De grief tegen de niet-ontvankelijkverklaring van klaagster sub 2 is ter zitting van het hof ingetrokken. Datzelfde geldt voor de grief tegen de klachtomschrijving door de raad.

5.2    In hoger beroep zijn uitsluitend het tweede en het derde klachtonderdeel nog aan de orde.

5.3    Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel stelt het hof voorop dat het in beginsel niet aan de klager is om te treden in de relatie tussen een advocaat van de wederpartij en diens cliënt, voor zover die onder meer betreft door hen onderling gemaakte financiële afspraken. Een uitzondering hierop kan slechts worden aangenomen indien de klager bij zijn klacht een voldoende concreet eigen belang aanvoert en aannemelijk maakt bij een tuchtrechtelijk verwijt aan de advocaat van zijn wederpartij. Daarvan is echter in dit geval niet gebleken.

5.4    Ten aanzien van de derde klachtonderdeel heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden daarom verworpen. Het derde klachtonderdeel is ongegrond.

5.5    Het hof zal de beslissing waarvan beroep, voor zover in hoger beroep aan de orde bekrachtigen.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 5 oktober 2015 genomen onder nummer ZWB 40-2015.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G.R.J. de Groot, T.E. van der Spoel, J.S.W. Holtrop en M. Pannevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Euwema, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2016.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 1 april 2016.