ECLI:NL:TAHVD:2016:106 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 150167
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2016:106 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-06-2016 |
Datum publicatie: | 13-06-2016 |
Zaaknummer(s): | 150167 |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen |
Beslissingen: | Waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klacht over het onjuist informeren van de rechtbank en klagers bij het aanvragen van een datum voor kort geding in hoger beroep alsnog ongegrond. De handelwijze van verweerders rond de aanvraag is onoplettend geweest - zij hebben zich er niet van vergewist dat ook de verhinderdata van klager tijdig en correct bij de rechtbank beschikbaar waren - maar niet is gebleken van zodanige onzorgvuldigheid dat deze tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Wel gegrond zijn de klachten dat verweerders in strijd met gedragsregel 12 confraternele e-mailcorrespondentie aan de rechtbank hebben toegezonden en dat zij klager ongefundeerd hebben beticht van het strafbare feit van verduistering dan wel enig strafbaar feit. Waarschuwing. |
Beslissing
van 13 juni 2016
in de zaak 150167
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerders
tegen:
klager
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 24 november 2015, onder nummers 15-161A en 15-162A, aan partijen toegezonden op 24 november 2015, waarbij van een klacht van klager tegen verweerders alle klachtonderdelen gegrond zijn verklaard en aan verweerders de maatregel van berisping is opgelegd.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2015:278.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerders van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is op 24 december 2015 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 22 april 2016, waar verweerders zijn verschenen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerders:
a) in strijd met gedragsregel 12 confraternele e-mailcorrespondentie aan de rechtbank hebben gezonden;
b) de rechtbank onjuist hebben geïnformeerd bij het aanvragen van een datum voor kort geding;
c) daarbij tevens klager onjuist te hebben geïnformeerd;
d) klager ongefundeerd hebben beticht van het strafbare feit van verduistering, dan wel enig strafbaar feit.
4 FEITEN
4.1 Door de raad zijn de feiten vastgesteld die hebben geleid tot gegrondverklaring van alle klachtonderdelen en het opleggen van de maatregel van berisping. Deze feiten zijn in hoger beroep niet betwist en dienen het hof derhalve tot uitgangspunt.
4.2 Ter zitting van het hof hebben verweerders nog aanvullend verklaard in de betreffende zaak gezamenlijk te zijn opgetreden. Zij zaten bij elkaar op de kamer, en hebben veelvuldig overleg gevoerd.
4.3 Ter zitting van het hof hebben verweerders voorts aanvullend verklaard dat, indien bij een aanvraag voor een kort-geding-datum in het planningssysteem de kolom voor verhinderdata van de wederpartij niet wordt ingevuld met bijvoorbeeld de opmerking “nog niet bekend”, het planningssysteem de kolom met “eigen” data automatisch aanmerkt als “verhinderdata van beide partijen”.
5 BEOORDELING
5.1 Op 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De gewijzigde Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 bij de deken zijn ingediend. De onderhavige klacht is vóór 1 januari 2015 ingediend, en zal dus worden beoordeeld aan de hand van de Advocatenwet zoals die vóór 1 januari 2015 gold.
5.2 Nu verweerders ter zitting van het hof hebben verklaard in de betreffende zaak gezamenlijk te zijn opgetreden, dient het optreden van de een mede te worden toegerekend aan de ander, tenzij er zwaarwegende feiten en omstandigheden zijn die tot een ander oordeel dienen te leiden. Dergelijke feiten en omstandigheden zijn in het onderhavige geval niet gesteld of gebleken.
Klachtonderdelen a en d
5.3 Het onderzoek in hoger beroep heeft wat betreft de klachtonderdelen a en d niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De beslissing van de raad dient wat betreft de klachtonderdelen a en d te worden bekrachtigd.
Klachtonderdelen b en c
5.4 Ter zitting van het hof hebben verweerders verklaard dat zij op 1 oktober 2014 bij de aanvraag van het kort geding in het planningsysteem van de rechtbank hun eigen verhinderdata hebben opgegeven, maar hebben verzuimd aan te geven dat de verhinderdata van de wederpartij “nog onbekend” waren; het planningsysteem heeft vervolgens de opgegeven data automatisch en onbedoeld aangemerkt als “verhinderdata van beide partijen”.
5.5 Voorts is in een e-mailbericht van 1 oktober 2014 17.30 uur door verweerster sub 1 alsnog aan klager de aankondiging van het kort geding gedaan en om zijn verhinderdata gevraagd.
5.6 Uiteindelijk heeft het kort geding plaatsgevonden op een datum die alle betrokkenen schikte.
5.7 Hoewel de handelwijze van verweerders rond de aanvraag van het kort geding onoplettend is geweest – verweerders hebben er zich immers niet van vergewist dat ook de verhinderdata van klager tijdig en correct bij de rechtbank beschikbaar waren – is in dit geval niet gebleken van een zodanige onzorgvuldigheid dat deze tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Klachtonderdelen b en c zijn dus ongegrond. De beslissing van de raad zal wat betreft de klachtonderdelen b en c worden vernietigd.
Maatregel
6.1 Nu het hof – anders dan de raad – de klachtonderdelen b en c ongegrond acht, zal het hof de aan verweerders op te leggen maatregel beperken tot een enkele waarschuwing. Het hof heeft in zijn overwegingen betrokken dat beide verweerders niet eerder tuchtrechtelijk zijn veroordeeld.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 24 november 2015, gewezen onder nummer 15-161A en 15-162A, voor zover daarbij de klachtonderdelen b en c gegrond zijn verklaard, en aan verweerders de maatregel van berisping is opgelegd.
- verklaart de klachtonderdelen b en c ongegrond.
- legt aan verweerders de maatregel van een enkele waarschuwing op.
- bekrachtigt de beslissing van de raad voor het overige.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.B.A.P.M. Ficq, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en G.J.L.F. Schakenraad, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2016.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 13 juni 2016.