ECLI:NL:TAHVD:2015:37 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7225

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2015:37
Datum uitspraak: 06-02-2015
Datum publicatie: 11-02-2015
Zaaknummer(s): 7225
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verwijt te hebben verwezen naar een rapport datverweerster niet zelf had ingezien/ bestudeerd, en daaruit onjuiste conclusies te hebben getrokken. Klacht ober dit optreden als advocaat van de wederpartij was niet gegrond.

Beslissing van 6 februari 2015

in de zaak 7225

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 14 juli 2014, onder nummer 14-087Rot, aan partijen toegezonden op 14 juli 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.  

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2014:180.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op

1 augustus 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerster;

-    brief van klager aan het hof d.d. 19 november 2014.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 december 2014, waar klager en verweerster, bijgestaan door haar kantoorgenoot, zijn  verschenen. Zijdens verweerster is gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij in de ontbindingsprocedure heeft gesteld dat zij over een rapport beschikte, waaruit de juistheid van haar stellingen zou blijken, terwijl zij wist dat dit rapport niet bestond, althans dat het rapport waarop zij zich beriep niet de conclusie kon dragen die verweerster daaraan heeft toegedicht.

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Klager was  tot 1 oktober 2011 als kwaliteitsmedewerker (1e operator) in dienst bij X. Nederland B.V., verder: X.. In zijn functie was klager onder andere verantwoordelijk voor de controle van de veiligheid en kwaliteit van de door X. geproduceerde vaten. Klager heeft tijdens zijn werkzaamheden geconstateerd dat de geproduceerde vaten niet voldeden aan de daartoe te stellen eisen en heeft dit aan zijn leidinggevende gerapporteerd.

4.2     Door verweerster is namens X. op 1 juni 2011 een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen X. en klager ingediend wegens een vertrouwensbreuk.

4.3    In het verzoekschrift heeft verweerster onder meer geschreven:  

“Hoewel de vestiging in Europoort recent nog het jaarlijkse auditonderzoek had gehad door L. in het kader van de UN- en de ISO 9001 certificering, zegt [S]  toe dat er uit oogpunt van zorgvuldigheid nog een extra kwaliteitsaudit in Europoort zal plaatsvinden, waarvan de uitkomst met het lokale management zal worden besproken.

De meest recente audit door L. op het UN keurmerk vond plaats op 24 september 2010, en had als uitkomst:

“Op 24 september 2010 heeft het jaarlijks surveillancebezoek plaatsgevonden. Naar aanleiding van de genomen steekproeven kon geconcludeerd worden dat het managementsysteem van X. goed wordt onderhouden en voldoet aan de eisen van het UN keurmerk.”

…………………………..

“De 3-daagse audit wordt uitgevoerd in de periode 5 tot en met 7 april 2011 door W., een gecertificeerd auditor van O uit Engeland.”

……………………………….

“De audit door W. heeft geen onregelmatigheden in het systeem dat de kwaliteit van de geproduceerde vaten moet waarborgen, aan het licht gebracht. Het kwaliteitssysteem van de vestiging in Europoort werkt zoals het geacht wordt te werken. W., de auditor, sluit zijn rapport af met de woorden:

“I would be happy for Europoort to supply my own company with drums.”

4.4    Klager werd in de ontbindingsprocedure bijgestaan door mr. P., jurist bij FNV bondgenoten.

4.5    De mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek heeft plaatsgevonden op 29 juni 2011. Tijdens deze mondelinge behandeling heeft verweerster verklaard dat X. rapporten heeft die bewijzen dat er niets mis is met de kwaliteit van de vaten.

4.6    Bij beschikking van 12 juli 2011 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen X. en klager ontbonden per 1 oktober 2011 zonder toekenning van een ontbindingsvergoeding aan klager.

4.7    Tegen X. is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld in verband met verdenking van overtreding van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. In het kader van dit strafrechtelijk onderzoek heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: IL&T) een aantal rapporten uitgebracht.

4.8    Bij beschikking van 27 november 2012 heeft IL&T aan X. een last onder dwangsom opgelegd, inhoudende (kort samengevat) dat X. maatregelen moet treffen zodat de door haar geproduceerde vaten aan de eisen voldoen.

4.9    Bij brief van 22 november 2013 aan de deken van het bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam heeft klager de onderhavige klacht ingediend.

5    BEOORDELING

5.1    Klager heeft - kort samengevat – als grieven tegen de beoordeling door de raad aangevoerd dat verweerster in de ontbindingsprocedure heeft gesteld dat X. rapporten in bezit had waaruit zou blijken dat met de kwaliteit van de door X. geproduceerde vaten niets aan de hand was, terwijl verweerster deze stukken nooit heeft gezien en deze niet in het geding heeft gebracht. Dit kon ook niet omdat zo’n rapport ook niet voorhanden was. De wel voorhanden rapporten konden de daaraan door verweerster toegeschreven conclusie niet dragen. Met name ook gezien de door klager overgelegde stukken had verweerster niet af mogen gaan op de informatie die X. haar had verschaft. Verweerster heeft niet alleen feiten geponeerd waarvan zij wist dat ze onwaar waren, althans redelijkerwijs moest weten dat die feiten onwaar waren, maar zij heeft zelfs tegen de rechter gelogen. Daarbij heeft ze de belangen van klager onnodig en onevenredig geschaad, aldus klager.

5.2    Verweerster heeft daartegen – kort samengevat- aangevoerd dat het bij de ontbindingsprocedure niet ging om het al dan niet deugdelijk zijn van de door X. geproduceerde vaten maar om de breuk in de vertrouwensrelatie die door de wijze waarop klager de kwestie van de vaten aan de orde is blijven stellen, is ontstaan. Verweerster is afgegaan en mocht afgaan op de juistheid van de gegevens die X. haar verschafte en was gehouden de belangen van X. aan de hand van die gegevens te behartigen. Van enig bewust verzwijgen is van de zijde van verweerster geen sprake geweest, aldus verweerster.

5.3    De raad heeft terecht als maatstaf voorop gesteld dat het hier een klacht tegen de advocaat van de wederpartij betreft en dat die advocaat een ruime mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt, onder bepaalde, door de raad in r.o. 4.3 uiteengezette grenzen, onder andere dat de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen.

5.4    Het is het hof niet gebleken dat verweerster willens en wetens in strijd met de waarheid heeft verklaard dat X. beschikte over rapporten waaruit zou blijken dat met de kwaliteit van de door X. geproduceerde vaten niets aan de hand was. Verweerster mocht als advocaat van X. afgaan op de door X. aan haar verstrekte gegevens, ook al werd in de ontbindingsprocedure door klager een ander standpunt ingenomen. Het is denkbaar dat verweerster de rapporten, waarover haar cliënte X. haar had ingelicht maar die zij niet zelf had gelezen, bij haar cliënte had opgevraagd, maar het hof acht het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat zij dat niet heeft gedaan. Het had op de weg van de gemachtigde van klager of, indien hij dat relevant achtte, de kantonrechter gelegen om, mede gezien de door klager aangedragen gegevens,  op overlegging van de rapporten door X. aan te dringen. Dat is kennelijk niet gebeurd, waarbij mede een rol zal hebben gespeeld dat het in de ontbindingsprocedure ging om de gestelde vertrouwensbreuk en niet in de eerste plaats om de deugdelijkheid van de vaten. Overigens heeft klager gelijk waar hij stelt dat de raad ten onrechte heeft overwogen dat verweerster bij het ontbindingsverzoek het rapport met de testresultaten heeft overgelegd. Ook bij het hof zijn die stukken niet overgelegd.

5.5    Het is voorstelbaar dat het voor klager wrang is om nadat zijn arbeidsovereenkomst is ontbonden, zijn gelijk over de deugdelijkheid van de vaten door het onderzoek van de Inspectie IL&T, in elk geval naar zijn mening, bevestigd te zien. Dat brengt echter nog niet mee dat zijn klacht tegen verweerster gegrond is. Verweerster heeft gezien vorenstaande naar het oordeel van het hof niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door, zonder zelf kennis te nemen van de door X. aangehaalde rapporten, uit te gaan van de  door haar cliënte X. daarover aan haar verstrekte feiten. De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden dan ook verworpen. Het hof zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

BESLISSING

        Het Hof van Discipline:

-    bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 14 juli 2014, onder nummer 14-087Rot.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. L. Ritzema, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, E. Schutte en W.J. van Andel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2015.