ECLI:NL:TAHVD:2015:31 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7187

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2015:31
Datum uitspraak: 30-01-2015
Datum publicatie: 09-02-2015
Zaaknummer(s): 7187
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerder had beoogd nieuwe advocaat van zijn wederpartij "gewaarschuwd" voor zijn aanstaande client. Onbetamelijk, waarschuwing.

Beslissing van 30 januari 2015

in de zaak 7187

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

’s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 19 mei 2014, onder nummer ZWB 253 2013, aan partijen toegezonden op 20 mei 2014, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder klachtonderdeel 1 deels gegrond, deels ongegrond is verklaard en klachtonderdelen 2, 3 en 4 ongegrond zijn verklaard en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.  

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2014:118.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing, voor zover klachtonderdeel gegrond is bevonden, in hoger beroep is gekomen, is op 17 juni 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van klager.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 1 december 2014, waar klager en verweerder zijn verschenen. Verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, voor zover thans nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder (…) in zijn brief van 15 maart 2013 aan mr. Y. (…) mededelingen heeft gedaan waarvan hij wist dat ze onjuist waren, door onder andere te schrijven dat zij de zoveelste advocaat van klager was en dat klager op frauduleuze wijze had getracht het relatiegeschil onder de dekking van zijn rechtsbijstandsverzekering te brengen; het is verweerder daarmee gelukt rechtsbijstand aan klager (door mr. Y) te belemmeren;

        2.    (…)

        3.    (…)

        4.    (…)

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Van deze feiten is hier alleen nog het volgende van belang:

2.3     Verweerder heeft zich per fax d.d. 15 maart 2013 gewend tot de (beoogde) opvolgende advocaat van klager, verder te noemen mr. Y. Verweerder schreef onder meer het volgende :

“Ik neem aan dat u zich realiseert dat u de zoveelste advocaat bent die voor uw cliënt tracht zijn -overigens ongegronde en gefingeerde- claims op cliënte hard te maken. In ieder geval zijn twee eerdere procedures door uw cliënt c.q. zijn advocate niet doorgezet, is hij tot tweemaal toe door de deken op zijn plaats gezet en bent u de derde advocaat en -naar ik meen- de vierde gemachtigde.

In de tussentijd heeft cliënte aangifte tegen uw cliënt gedaan en is duidelijk geworden dat uw cliënt op frauduleuze wijze heeft getracht dit relatiegeschil onder dekking van zijn rechtsbijstandsverzekering te brengen. Uiteraard staat het u vrij namens uw cliënt ieder denkbaar standpunt in te nemen doch ik wil u wel van een en ander doordringen zodat u - als dominus litis- uw eigen conclusies kunt trekken.”

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft ten aanzien van klachtonderdeel 1, voor zover gegrond bevonden, overwogen:

Naar het oordeel van de raad valt verweerder tuchtrechtelijk wel aan te rekenen dat zijn brief erop was gericht om klager rechtsbijstand te onthouden, tot welk resultaat zijn brief uiteindelijk ook heeft geleid. Het betaamt een behoorlijk handelend advocaat niet om zich in te laten met de relatie tussen de wederpartij en diens advocaat. De zorg voor de cliënt gaat niet zover dat het een advocaat vrij staat om zich te wenden tot de (beoogde) advocaat van de wederpartij met als doel deze te beïnvloeden bij diens keuze om de opdracht al dan niet te aanvaarden [toevoeging hof: en voort te zetten].

Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die hier geciteerd (met toevoeging), waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van verweerder tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

’s-Hertogenbosch van 19 mei 2014, onder nummer ZWB 253-2013.

Aldus gewezen op 1 december 2014 door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A. Beker, T. Zuidema, D.J. Markx, M. Pannevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2015.