ECLI:NL:TAHVD:2015:258 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7472

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2015:258
Datum uitspraak: 24-08-2015
Datum publicatie: 24-08-2015
Zaaknummer(s): 7472
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Anders
Inhoudsindicatie: Klacht tegen weigering aanwijzing advocaat door deken ex art 13, lid 1 Advocatenwet. Klager heeft geen belang meer bij aanwijzing advocaat, omdat het hoger beroep is ingetrokken. Voor zover de klacht ziet op aanwijzing advocaat voor een te voeren bodemprocedure, overweegt het hof dat klager niet heeft aangetoond, noch is gebleken, dat hij voldoende inspanningen heeft verricht om zelf een advocaat te vinden die hem, eventueel op toevoegingsbasis, in die bodemprocedure wil bijstaan.

Beslissing

van 24 augustus 2015

in de zaak 7472

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement [plaats]

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft met emailberichten van 29 januari 2015 en 27 februari 2015 bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [plaats], verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 2 maart 2015 heeft de (waarnemend) deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 2 maart 2015, per email aan de griffie van het hof verzonden op 25 maart 2015, heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 25 maart 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van de (waarnemend) deken;

-    de e-mail van klager aan het hof van 7 april 2015;

-    de e-mail van klager aan het hof van 8 april 2015;

-    de e-mail van klager aan het hof van 8 april 2015;

-    de e-mail van klager aan het hof van 5 mei 2015;

-    de e-mail van klager aan het hof van 5 mei 2015;

-    de brief van de deken aan het hof van 12 mei 2015

-    de e-mail van klager aan het hof van 19 juni 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 juni 2015, waar klager met mevrouw J, en mr. [naam], waarnemend deken, zijn verschenen. Namens klager is gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    FEITEN

3.1    Het volgende is komen vast te staan:

Op 11 augustus 2014 heeft klager de deken gevraagd hem een advocaat toe te wijzen om hem bij te staan in een (reeds ingesteld) hoger beroep in kort geding in een octrooizaak, op toevoegingsbasis. Klager vorderde staking van inbreuk op een (door een derde, S,  aangevraagd, maar nog niet verleend) octrooi, hetgeen bij vonnis van 26 juni 2014 was afgewezen. Op 12 augustus 2014 heeft mr. H de zaak op verzoek van de deken in behandeling genomen en de toevoeging van de vorige advocaat van klager overgenomen. Mr. H heeft klager bij brief van 6 oktober 2014 laten weten dat hij het hoger beroep niet kansrijk acht en dat hij klager adviseert dat in te trekken. Mr. H was wel bereid klager bij te staan in een bodemprocedure, nadat het octrooi verleend zou zijn. Klager was het niet eens met het standpunt dat een inbreukverbod op basis van een nog niet verleend octrooi niet mogelijk is. In een email van 6 januari 2015 aan mr. H bevestigt klager desondanks dat hij op 16 oktober 2014 ermee heeft ingestemd om te stoppen met het kort geding. Bij email van 6 januari 2015 heeft mr. H aan klager geschreven dat hij hem absoluut niet in de steek laat, maar dat een opeisingsprocedure pas na verlening van het octrooi kan worden gestart. Omdat klager niet wilde wachten met de bodemprocedure tot het octrooi verleend zou zijn, heeft hij op 27 februari 2015 de deken opnieuw benaderd en gevraagd hem een advocaat toe te wijzen – op toevoegingsbasis – voor de bodemprocedure. Op 19 maart 2015 is het octrooi (aan S.) verleend. Klager heeft een klacht ingediend tegen de deken en tegen mr. H.

4    BEOORDELING

4.1    De (waarnemend) deken heeft het verzoek van klager op 2 maart 2015 afgewezen op grond dat klager een advocaat heeft – mr. H - , dat diens standpunt hem niet onjuist of onredelijk  voorkomt, en dat als klager zich daar niet mee kan verenigen, het aan klager zelf is om een andere advocaat te vinden.

4.2    Klager voert in zijn beklag aan dat hij het oneens is met het standpunt van mr. H, dat hij geen verdere vertraging wil en dat hij een andere advocaat aangewezen wil zien voor de bodemprocedure betreffende het octrooi.

4.3    Ter zitting van het hof van 8 juni 2015 is besproken dat klager mr. H zou benaderen met de vraag of hij hem alsnog in de bodemprocedure zou willen bijstaan.  Klager heeft het hof bij e-mail van 19 juni 2015 laten weten dat mr. H daartoe niet bereid is gebleken.

4.4    Het hof overweegt dat klager bij zijn verzoek om een advocaat aan te wijzen voor het hoger beroep in kort geding geen belang meer heeft, omdat dat hoger beroep is ingetrokken, waarmee klager heeft ingestemd. Voor zover het verzoek van klager ziet op aanwijzing van een advocaat voor een te voeren bodemprocedure overweegt het hof dat klager niet heeft aangetoond, noch is gebleken, dat hij voldoende inspanningen heeft verricht om zelf een advocaat te vinden die hem, eventueel op toevoegingsbasis, in die bodemprocedure wil bijstaan.

4.5    Het beklag van klager is mitsdien ongegrond.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de (waarnemend) Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [plaats] van 2 maart 2015 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, M.M.H.P. Houben, H.J. de Groot en D.J.B. de Wolff, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2015.