ECLI:NL:TAHVD:2015:254 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7477
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2015:254 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-08-2015 |
Datum publicatie: | 24-08-2015 |
Zaaknummer(s): | 7477 |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Anders |
Inhoudsindicatie: | Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat tegen een beslissing van de Raad van Discipline waarbij het verzet tegen een beslissing van de voorzitter van de raad ongegrond of niet ontvankelijk wordt verklaard geen rechtsmiddel openstaat. Klaagster heeft weliswaar als doorbrekingsgrond aangevoerd dat de raad een fundamenteel rechtsbeginsel (hoor en wederhoor) heeft geschonden, maar dit beroep faalt nu klaagster dit niet deugdelijk heeft onderbouwd. |
Beslissing
van 24 augustus 2015
in de zaak 7477
naar aanleiding van het verzet van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 9 maart 2015, nummer L 166-2014, aan partijen toegezonden op 9 maart 2015, waarbij het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 11 juli 2014 ongegrond is verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 Bij beslissing van 20 april 2015 heeft de voorzitter van het hof klaagster kennelijk niet ontvankelijk geoordeeld in haar hoger beroep en dat hoger beroep op die grond afgewezen. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 20 april 2015.
2.2 De verzetschriftuur van klager is door de griffie van het hof ontvangen op 29 april 2015. Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 juni 2015, waarbij geen van de partijen is verschenen.
2.3 Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben. Het verzet strekt tot gegrondbevinding daarvan.
3 DE BEOORDELING
3.1 Het – ongemotiveerde – verzoek van klaagster om aanhouding wordt afgewezen.
3.2 Naar aanleiding van het verzet overweegt het hof als volgt. Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat tegen een beslissing van de Raad van Discipline waarbij het verzet tegen een beslissing van de voorzitter van de raad ongegrond of niet ontvankelijk wordt verklaard geen rechtsmiddel openstaat. Het hof oordeelt dat de voorzitter van het hof dit terecht heeft overwogen in zijn beslissing van 20 april 2015.
3.3 Dit betekent dat aan klaagster niet de mogelijkheid toekomt om hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van de raad. Klaagster heeft weliswaar als doorbrekingsgrond aangevoerd dat de raad een fundamenteel rechtsbeginsel (hoor en wederhoor) heeft geschonden, maar dit beroep faalt nu klaagster dit niet deugdelijk heeft onderbouwd. De voorzitter van het hof heeft dus terecht het hoger beroep van klaagster afgewezen. Het verzet van klaagster dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 20 april 2015 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, M.M.H.P. Houben, H.J. de Groot en D.J.B. de Wolff, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2015.
De beslissing is verzonden op 24 augustus 2015.