ECLI:NL:TAHVD:2015:135 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7332

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2015:135
Datum uitspraak: 13-04-2015
Datum publicatie: 16-05-2015
Zaaknummer(s): 7332
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verwijt inadequaat (traag) te hebben gewerkt: ongegrond.

Beslissing van 13 april 2015

in de zaak 7332

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

’s-Gravenhage (verder: de raad) van 27 oktober 2014, onder nummer  R.4309/13.216, aan partijen toegezonden op 28 oktober 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.  

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2014:309.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 13 november 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brief van klager aan het hof van 17 november 2014;

-    de brief van klager aan het hof van 29 december 2014.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 23 februari 2015, waar klager en verweerster zijn verschenen. Verweerster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3     KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar

heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij in beide hiervoor

genoemde kwesties tekort is geschoten. Meer in het bijzonder doordat zij in beide zaken feitelijk niets heeft gedaan. Klager acht het onjuist dat verweerster wel gefinancierde rechtsbijstand voor beide kwesties heeft verkregen en aan hem de eigen bijdragen in rekening heeft gebracht.

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in rechtsoverweging 5.2. van de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2.    Anders dan de raad in rechtsoverweging moet worden vastgesteld dat klager wel degelijk toestemming heeft gegeven het dossier in te zien. Uit het verhandelde ter zitting is evenwel gebleken dat verweerster in samenspraak met klager heeft gewerkt aan het opstellen van een verzoekschrift. De klacht dat verweerster feitelijk niets heeft gedaan mist derhalve feitelijke grondslag. We kan aan klager worden toegegeven dat verweerster traag heeft gewerkt, maar gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval kan haar daarvan niet in tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

5.3.    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van 27 oktober 2014de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage gewezen onder nummer  R.4309/13.216.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G.R.J. de Groot, G.J.S. Bouwens, D.J. Markx, M.L.J.C. van Emden-Geenen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2015.