ECLI:NL:TAHVD:2015:117 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7293

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2015:117
Datum uitspraak: 10-04-2015
Datum publicatie: 05-05-2015
Zaaknummer(s): 7293
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek tegen plv voorzitter van het hof ongegrond verklaard. Geen sprake van vooringenomenheid.

Van 10 april 2015

in de zaak 7293

naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:

klager

tegen:

mr. W.H.B. den Hartog Jager

plv. voorzitter van het Hof van Discipline

1 DE PROCEDURE

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

’s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 1 september 2014, onder nummer L 27 2014), aan partijen toegezonden op 2 september 2014, waarbij een klacht van verzoeker tegen mr. S. ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2014:225.

1.2 Tegen deze beslissing van de raad is verzoeker in hoger beroep gekomen bij het Hof van Discipline (verder: het hof). De zaak is behandeld ter zitting van het hof van 9 januari 2015 door mr. W.H.B. den Hartog Jager (verder: de plaatsvervangend voorzitter), en mrs. G. Creutzberg, G.W.S. de Groot, A.D. Kiers-Becking en R.H. Broekhuijsen (verder: de leden).

1.3 Per brief van 26 januari 2015 heeft verzoeker de plaatsvervangend voorzitter gewraakt.

1.4 Bij brief van 4 februari 2015 heeft de plaatsvervangende voorzitter schriftelijk op het verzoek van verzoeker gereageerd.

1.4 Het hof heeft het wrakingverzoek behandeld in zijn zitting van 2 maart 2015, waar niemand is verschenen.

1.5 Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben en op het verhandelde ter zitting.

2 FEITEN

2.1 Op 9 januari 2015 ìs door een kamer van het hof onder voorzitterschap van de plaatsvervangend voorzitter het beroep van verzoeker behandeld tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch in de klachtzaak van verzoeker tegen mr. S. Klachtonderdeel 1 van die klacht luidt: … dat verweerder onbevoegd en onprofessioneel heeft gehandeld; verweerder heeft eigenmachtig en zonder klager daarin te kennen de concept conclusie van repliek, welke door mr. X was opgesteld, gewijzigd en ingediend bij de rechtbank. In het petitum van de conclusie staat een onjuist bedrag vermeld. Verweerder mr. S nam de zaak van mr. X over omdat mr. X vanwege een schorsing in de uitoefening van de praktijk de belangen van verzoeker niet verder kon behartigen.

2.2 De plaatsvervangend voorzitter heeft verzoeker tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2015 bevraagd naar de conclusie van repliek waarover werd geklaagd, en verzoeker voorgehouden dat het hof niet over een afschrift van die conclusie of de concept-conclusie beschikt.

2.3 In het proces verbaal van de behandeling bij het hof op 9 januari staat onder meer vermeld:

Citaat:

De voorzitter: We hebben de conclusie van repliek niet waar u over klaagt.

klager: Dat moet u met de raad regelen.

De voorzitter: De raad heeft die conclusie ook niet.

Hoe staat het met uw procedure bij de rechtbank?

Mr. S.: Bij de raad heb ik gehoord dat er een einduitspraak is.

klager: Het lijkt nergens op. Ik ben er niet op voorbereid om dat stuk te overhandigen. U had bij de rechtbank moeten informeren.

De voorzitter: Dat mogen wij niet.

klager: Er is heel veel bekend bij de Raad van Discipline. De zaak was verweerder niet gegund. Hij intervenieert.

2.4 Verzoeker voert in zijn wrakingsverzoek aan dat de plaatsvervangend voorzitter de zitting opende met hem te verwijten dat het hof niet over de conclusie van repliek beschikte, en dat van de lichaamstaal van de plaatsvervangend voorzitter en diens toonzetting royaal de vooringenomenheid afdroop. Verzoeker heeft zijn stellingname onderbouwd met een verklaring van een kennis, die de mondelinge behandeling op 9 januari 2015 heeft bijgewoond. Verzoeker stelt dat hij het aannemelijk acht dat de plaatsvervangend voorzitter mr. S. en de deken Limburg wil vrijwaren van schuldigheid aan ongemandateerd handelen en aansprakelijkheid jegens verzoeker op diverse gronden.

2.5 In zijn schriftelijke reactie aan het hof heeft de plaatsvervangend voorzitter uiteengezet dat, gegeven de door mr. S. ingenomen stelling dat hij niet meer over het dossier en derhalve ook niet over de betreffende conclusie beschikte, het aan verzoeker was om die conclusie in het geding te brengen als hij meende dat de tuchtrechter die conclusie dient te bestuderen.

3 BEOORDELING

3.1 Op grond van artikel 56 lid 6 Advocatenwet en artikel 512 Wetboek van Strafvordering is wraking van een lid van het hof mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Het hof zal derhalve onderzoeken of dergelijke feiten door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden.

3.2 Verzoeker voert als wrakingsgrond aan een hem door de plaatsvervangend voorzitter gemaakt verwijt, en de lichaamstaal en toonzetting van de vraagstelling van de plaatsvervangend voorzitter.

3.3 Het hof overweegt het volgende. Uit het proces-verbaal en de reactie van de voorzitter valt af te leiden dat verzoeker onaangenaam werd verrast door de vragen van de voorzitter. Omdat verzoeker het er niet mee eens was dat hem door de plaatsvervangend voorzitter gevraagd werd naar de conclusie van repliek, heeft hij daar kennelijk aan verbonden dat uit de lichaamstaal en de toonzetting van de plaatsvervangend voorzitter vooringenomenheid bleek. Uit de vraagstelling door de plaatsvervangend voorzitter kan dat echter niet worden afgeleid. Dat klager zich blijkbaar gestoord heeft aan de feitelijke mededeling van de plaatsvervangend voorzitter dat hij niet over de bewuste conclusie beschikte en dat hij die zelf niet kon opvragen, brengt niet mee dat sprake is van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid.

3.4 Het wrakingsverzoek zal derhalve worden afgewezen.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

wijst af het wrakingsverzoek van 26 januari 2015 van verzoeker, gericht tegen mr. W.H.B. den Hartog Jager, plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. G.R.J. de Groot, P.T. Gründemann, W.A.M. van Schendel C.A.M.J. Raymakers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2015.