ECLI:NL:TAHVD:2014:93 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6860

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2014:93
Datum uitspraak: 28-03-2014
Datum publicatie: 10-04-2014
Zaaknummer(s): 6860
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Prijsafspraak op grond van basistarief en een per zaak overeen te komen opslag (succesfee) in de onderhavige bestendige relatie geoorloofd. Ten onrechte dubbele uren in rekening gebracht en nog immer niet gecorrigeerd. Waarschuwing.

Beslissing van 28 maart 2014       

in de zaak 6860

naar aanleiding van het wederzijds appel van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van 10 juni 2013 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage (verder: de raad), onder nummer R.4072/12.206, aan partijen toegezonden op 12 juni 2013, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder de klachtonderdelen a en b ongegrond zijn verklaard en onderdeel c gegrond en aan verweerder de maatregel van berisping is opgelegd.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 11 juli 2013 ter griffie van het hof ontvangen. De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 15 juli 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de brief d.d. 18 juli 2013 van de griffier aan klager;

- de brief d.d. 23 juli 2013 van de gemachtigde van klager.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 24 januari 2014, waar verweerder en de gemachtigde van klager, zus van klager, zijn verschenen. Gemachtigde van klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat:

a. hij zakelijke declaraties c.q. werkzaamheden die zijn verricht voor vennootschappen aan klager in privé in rekening brengt;

b. hij een rechtszaak heeft gevoerd voor een zakelijke vordering tegen een privépersoon (klager) die niet juridisch kon worden bijgestaan;

c. de opgevoerde uren te veel zijn en de declaraties te hoog;

d. hij in een andere procedure verzuimd heeft opheffing beslag te vragen, waardoor opnieuw een rechtszaak aanhangig moest worden gemaakt en extra kosten zijn gemaakt; klager stelt dat verweerder een beroepsfout heeft gemaakt.

4 FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1 Sinds 2002 treedt verweerder voor klager dan wel de vennootschappen waarin klager een belang had op in diverse zaken. Tot 2005 werden verweerders declaraties betaald. Daarna staakte klager zijn betalingen, maar werkte verweerder op verzoek van klager wel door.

4.2 Bij brief van 28 januari 2004 schreef verweerder klager onder meer:

“Financiën

Bij mijn laatste bezoek heb ik u medegedeeld uiteen te zullen zetten welke aanspraken ik nog heb wegens welke werkzaamheden.

In de regel hanteer ik het basistarief van € 150,- per uur, excl., met een per zaak overeen te komen opslag per uur bij gedefinieerd eindresultaat.”

4.3 In 2005 werd tegen klager in privé een claim aanhangig gemaakt wegens bestuurdersaansprakelijkheid. Ook in die zaak trad verweerder voor klager op. In maart 2008 werd de zaak door klager gewonnen in die zin dat deze claim in hoger beroep werd afgewezen.

4.4 Op 16 mei 2008 zond verweerder klager een brief waarin hij onder meer schreef:

“In november 2007 heb ik u een financieel overzicht gegeven van mijn aanspraken. U vroeg mij er onlangs een nieuw overzicht. Bijgaand treft u het nieuwe financiële overzicht van mijn aanspraken aan, dat bestaat uit

   *openstaande declaraties en

   *nog te declareren werkzaamheden

Betreffende de drie omvangrijke bewerkingsgebieden

(1) …..

(2) ….

(3) ….

(…) Om de financiële verhouding eens en vooral duidelijk gesteld te krijgen, verzoek ik u om het overzicht met de bijlages te bestuderen en uw vragen of opmerkingen binnen 15 werkdagen na heden te formuleren en/of te bespreken, waarna er consensus moet komen.

(….)Ik verzoek u mij te bevestigen dat u het financieel overzicht ontvangen heeft en vraag uw medewerking aan het definitief vaststellen van de aanspraak aan de hand van bijgevoegd overzicht.”

4.5 Klager heeft op de onder 2.4 bedoelde brief niet gereageerd, waarna verweerder hem bij brief van 23 december 2009 drie declaraties zond gedateerd 22 december 2009. In de declaratie met betrekking tot de bestuurdersaansprakelijkheid hanteerde verweerder een uurtarief van € 225,-, in de declaratie die betrekking heeft op het beoordelen van borgtochten en leningsovereenkomsten en diverse telefonische adviezen bracht verweerder een honorarium op basis van € 200,- per uur in rekening. Deze twee declaraties richtte verweerder aan klager in privé. De derde declaratie betrof door verweerder betaalde verschotten die verweerder doorberekende aan een vennootschap waarin klager belang had. Omdat betaling uitbleef heeft verweerder de vordering op klager privé uit handen gegeven aan een advocaat. Bij verstekvonnis is klager veroordeeld aan verweerder een bedrag te betalen van € 26.000,-. Dit vonnis is geëxecuteerd.

5 BEOORDELING

5.1 Ter zitting in hoger beroep is aan de gemachtigde van klager meegedeeld dat klager niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep, omdat het hoger beroep niet binnen 30 dagen nadat de beslissing van de raad aan klager is verzonden door de griffie van het hof is ontvangen. Het door klager ingestelde hoger beroep behoeft derhalve geen bespreking. In hoger beroep dient te worden beslist op het door verweerder ingestelde hoger beroep tegen het gegrond verklaarde klachtonderdeel c waarin verweerder wordt verweten dat de opgevoerde uren te veel zijn en de declaraties te hoog.

5.2 De raad heeft in de bestreden beslissing overwogen dat een advocaat gehouden is een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden, schriftelijk te bevestigen en dat de achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen de advocaat en cliënt – zeker ook over financiële voorwaarden van de advocaat – is afgesproken, zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Omdat, aldus de raad, vaststaat dat verweerder geen schriftelijke opdrachtbevestiging aan klager heeft doen toekomen en het uiteindelijk gehanteerde uurtarief niet overeenkomt met het in de brief van 16 mei 2008 gehanteerde uurtarief, heeft de raad geoordeeld dat verweerder te veel heeft gedeclareerd en in zoverre klachtonderdeel c gegrond verklaard. Daartegen richt zich het hoger beroep van verweerder.

5.3 Verweerder verwijst naar de brief van 28 januari 2004. Vóór 2005 heeft hij in alle zaken steeds met klager overleg gevoerd over het uiteindelijk te hanteren uurtarief. Klager is met die werkwijze steeds akkoord gegaan. De brief van 16 mei 2008 was slechts een voorstel aan klager. Omdat klager niet meer reageerde, heeft verweerder tenslotte eenzijdig het honorarium vastgesteld, een honorarium dat, gelet op het voor klager behaalde resultaat, alleszins redelijk is en in lijn met hetgeen in 2004 met klager is overeengekomen, aldus verweerder.

5.4 Het hof overweegt als volgt. Vaststaat dat verweerder al sinds 2002 voor klager dan wel de vennootschappen waarin klager een belang had in meerdere zaken optrad. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij in het verleden altijd met klager overleg had over de definitieve declaraties alvorens die aan klager, dan wel enige vennootschap (van klager), te zenden. Op verzoek van klager heeft verweerder bij brief van 28 januari 2004 klager bericht dat zijn basistarief € 150,- per uur was, exclusief een per zaak overeen te komen opslag per uur bij gedefinieerd eindresultaat, een afspraak die paste bij de door verweerder tot dan toe gevolgde gang van zaken. Gesteld noch gebleken is dat klager na ontvangst van die brief tegen een opslag (succesfee) bezwaar heeft gemaakt. Enerzijds kan achteraf gezegd worden dat een dergelijke afspraak niet bijzonder transparant is, maar anderzijds past de afspraak in de bestendige relatie die verweerder met klager en de diverse vennootschappen waarbij klager betrokken was, had. Het honorarium is niet exact bepaald, doch een dergelijke afspraak is niet als ongeoorloofd te kwalificeren. Het hof is, anders dan de raad, dan ook van oordeel dat ook in de zaken waarover de onderhavige klacht gaat wel degelijk een honorarium afspraak is gemaakt. Omdat klager niet reageerde op de brief van 16 mei 2008, heeft verweerder eenzijdig zijn honorarium vastgesteld op basis van de voor klager behaalde resultaten in de diverse procedures. Het hof acht de door verweerder gehanteerde uurtarieven van respectievelijk € 200,- en € 225,- per uur alleszins redelijk en zeker niet excessief. De grief van verweerder slaagt in zoverre.

5.5 Ter zitting van het hof is gebleken dat verweerder bij de vaststelling van de declaraties een dubbeltelling heeft gemaakt en in zoverre te veel uren in rekening heeft gebracht bij klager. Klager noemt een bedrag van € 3.855,- aan dubbele uren en een bedrag van € 5.000,- dat klager contant aan verweerder heeft betaald en dat niet in mindering is gebracht op de declaraties. Verweerder heeft ter zitting erkend dat  hij een aantal uren dubbel heeft geteld en heeft verklaard dat hij bereid is aan klager daarvoor een creditnota van € 2.500,- toe te zenden. Wat er zij van het exacte bedrag, vaststaat dat het om een substantieel bedrag gaat dat verweerder ten onrechte bij klager in rekening heeft gebracht en daarvan valt hem een tuchtrechtelijk verwijt te maken. In zoverre is klachtonderdeel c gegrond. De advocaat dient immers in financiële aangelegenheden zorgvuldig te handelen, hetgeen verweerder in deze zaak niet heeft gedaan. Het hof vermag niet in te zien waarom verweerder zijn fout nog steeds niet heeft hersteld, terwijl hij daarvan reeds geruime tijd op de hoogte is. Hij had aan klager veel eerder een creditnota kunnen zenden.

5.6 De raad heeft aan verweerder de maatregel van berisping opgelegd. Het hof acht deze maatregel te zwaar voor het verwijt dat aan verweerder kan worden gemaakt. Het hof zal de beslissing van de raad dan ook vernietigen voor zover de raad klachtonderdeel c integraal gegrond heeft verklaard en aan verweerder de maatregel van berisping is opgelegd. Het hof zal klachtonderdeel c gegrond verklaren als hiervoor onder 3.5 overwogen en aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing opleggen.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van 10 juni 2013 onder nummer R.4072/12.206 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage voor zover daarin klachtonderdeel c integraal gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van berisping is opgelegd;

en, in zoverre opnieuw rechtdoende:

- verklaart klachtonderdeel c gegrond als overwogen onder 3.5 van deze beslissing en legt aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. T. Zuidema, A.D.R.M. Boumans en G.R.J. de Groot, H.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2014.