ECLI:NL:TAHVD:2014:86 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6817

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2014:86
Datum uitspraak: 14-03-2014
Datum publicatie: 03-04-2014
Zaaknummer(s): 6817
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Rechters
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Bekrachtiging uitspraak raad over gang van zaken rond inschakeling parketpolitie bij zitting. Klacht gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing.

Beslissing van 14 maart 2014

in de zaak 6817

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 13 mei 2013, onder nummer M 194-2012, aan partijen toegezonden op 14 mei 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerder voor wat betreft klachtonderdeel 1 ongegrond is verklaard, onderdeel 2 gegrond is verklaard en geen maatregel is opgelegd, en klachtonderdeel 3 gegrond is verklaard en ter zake de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4349.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 29 mei 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder;

- de e-mail d.d. 22 juli 2013 van verweerder;

- de e-mail d.d. 30 juli 2013 van klager.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 10 januari 2014, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1. verweerder bij een zitting van het Hof van Discipline naar aanleiding van een eerder door klager tegen hem indiende klacht de parketpolitie heeft gewaarschuwd, die vervolgens in de zittingzaal heeft plaatsgenomen waarmee hij klager heeft geschoffeerd;

2. verweerder op een vraag van het Hof van Discipline in strijd met de waarheid heeft geantwoord dat hij de parketpolitie niet had gewaarschuwd;

3. verweerder zich in het kader van het dekenonderzoek naar voornoemde klachtonderdelen 1 en 2 grievend over klager heeft uitgelaten, leugens heeft verkondigd en klager vals heeft beschuldigd.

4 FEITEN

In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

5.1 Klager heeft beroep ingesteld tegen de gehele beslissing van de raad. De raad heeft de klachtonderdelen 2 en 3 gegrond verklaard. Volgens het bepaalde in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet kan de klager van die beslissing alleen hoger beroep instellen indien zijn klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard. Klager is daarom niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de gegrond verklaarde klachtonderdelen. Dit geldt ook voor de ten aanzien van de beslissingen over de daaraan verbonden maatregelen.

5.2 Klager heeft een grief aangevoerd tegen de door de raad in zijn beslissing geformuleerde klachtomschrijving. Deze grief faalt op de grond dat klager blijkens het proces verbaal bij de mondelinge behandeling bij de raad heeft ingestemd met deze klachtomschrijving.

5.3 Het onderzoek in hoger beroep naar klachtonderdeel 1 heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.4 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad ten aanzien van klachtonderdeel 1 dient te worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de gegrond bevonden klachtonderdelen 2 en 3.

- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Hertogenbosch 13 mei 2013, gewezen onder nummer M 194-2012, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen (klachtonderdeel 1).

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. L. Ritzema,

G.W.S. de Groot, J.P. Balkema, en R. Verkijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2014.