ECLI:NL:TAHVD:2014:44 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6831

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2014:44
Datum uitspraak: 07-02-2014
Datum publicatie: 13-03-2014
Zaaknummer(s): 6831
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Bekrachtiging uitspraak raad over declaratie en gebrek aan communicatie. Ongegrond.

Beslissing van 7 februari 2014

in de zaak 6831

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 13 mei 2013, onder nummer 12-204H, aan partijen toegezonden op 13 mei 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard. 

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA 4240.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 11 juni 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder d.d. 21 juni 2013;

- brief van klager d.d. 22 november 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 6 december 2013, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 advocatenwet doordat:

a) hij kosten bij klager heeft gedeclareerd voor diensten die hij nooit heeft verricht; en

b) hij nooit met klager overleg gevoerd heeft over de te ondernemen acties.

4 FEITEN

 In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, behoudens ten aanzien van het in 2.3 genoemde overleg, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof laat terzijde of het genoemde overleg heeft plaatsgevonden.

5 BEOORDELING

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. Het hof merkt hierbij op dat de Rotterdamse procedure is geëindigd door het intrekken van de vordering door de wederpartij en dat in het daarop volgende vonnis een proceskostenvergoeding is uitgesproken ten gunste van klager. Niet valt in te zien dat verweerder over deze gang van zaken een verwijt kan worden gemaakt.

5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 13 mei 2013, gewezen onder nummer 12-204H.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, G.J.S.  Bouwens, A.J. Louter en T.H. Tanja-van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op  7 februari 2014.