ECLI:NL:TAHVD:2014:354 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7089

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2014:354
Datum uitspraak: 19-12-2014
Datum publicatie: 07-01-2015
Zaaknummer(s): 7089
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over niet adequate dienstverlening en ten onrechte declareren. Ongegrond. Hof vernietigt beslissing van het hof die was genomen in onbevoegde samenstelling.

Beslissing van 19 december 2014

in de zaak 7089

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    PRELIMINAIRE OVERWEGING

Het hof heeft bij beslissing van 25 augustus 2014 (gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TAHVD:2014:260) op het beroep van klaagster beslist. Een van de leden van het hof miste echter de bevoegdheid om deel uit te maken van het hof. Daarom dient de beslissing van het hof van 25 augustus 2014 te worden vernietigd. Bij brief van 16 september 2014 zijn partijen van voornoemd gebrek op de hoogte gesteld en uitgenodigd voor een zitting van het hof waar een nieuwe behandeling van het beroep plaatsvindt.

2    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 10 februari 2014, onder nummer 13-266A, aan partijen toegezonden op 10 februari 2014, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:TADRAMS:2014:31.

3    HET GEDING IN HOGER BEROEP

3.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 7 maart 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

3.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg.

3.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 31 oktober 2014, waar klaagster samen met de heer H. Koerts is verschenen. Klaagster heeft een pleitnota overgelegd.

4    KLACHT

4.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    op de zitting van de kortgedingrechter heeft nagelaten iets zinnigs toe te voegen, niets heeft gedaan om de zaak van klaagster te verdedigen en klaagster “er compleet in heeft laten lopen”;

b)    bij klaagster ten onrechte betaling heeft verlangd voor zijn werkzaamheden in de kortgedingprocedure, welke declaratie zij onverschuldigd heeft betaald.

5    FEITEN

5.1    De raad heeft de volgende feiten vastgesteld:

Klaagster is ruim 17 jaar verwikkeld in een juridische procedure omtrent vorderingen op een wederpartij. Verweerder heeft klaagster daarin sinds 2002 op verschillende momenten bijgestaan. In het kader van voormelde juridische procedure heeft klaagster ten laste van de heer K. beslag laten leggen op diens pensioen. Op 28 januari 2009 vond een kortgedingzitting plaats tussen de heer K. als eiser en klaagster als verweerster. Klaagster is in persoon verschenen, zonder juridische bijstand. Bij vonnis van diezelfde dag heeft de voorzieningenrechter het door klaagster op het pensioen van de heer K. gelegde beslag opgeheven en klaagster de verdere tenuitvoerlegging van een op 13 augustus 2003 door de rechtbank Amsterdam gewezen vonnis verboden. Voor het overige werd de zaak bij het vonnis aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen om voor het tussen hen bestaande slepende geschil tot een regeling te komen en deze regeling zo nodig met behulp van de voorzieningenrechter nader vorm te geven. Ten behoeve van de voortgezette behandeling van het kort geding heeft klaagster verweerder gevraagd namens haar op te treden, wat hij heeft gedaan ter zitting van 4 maart 2009. Bij vonnis in kort geding van 23 april 2009 heeft de voorzieningenrechter de overige vorderingen van de heer K. afgewezen en klaagster, omdat zij ten aanzien van de opheffing van het beslag in het ongelijk was gesteld, veroordeeld in de proceskosten.

Bij brief met bijlagen van 22 april 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

5.2    Het hof gaat uit van deze door de raad vastgestelde feiten.

6    BEOORDELING

6.1    Met betrekking tot klachtonderdeel a komt het hof, net als de raad, tot het oordeel dat de door verweerder geleverde bijstand voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De door klaagster gesteld tekortkomingen kan het hof niet vaststellen. Tussen partijen staat vast dat verweerder voor de tweede behandeling de procedure met klaagster heeft doorgenomen en tevens heeft klaagster bij de mondelinge behandeling bij de raad erkend dat zij zich met de inhoud van de pleitnota kon verenigen.

6.2    Ten aanzien van klachtonderdeel b onderschrijft het hof ook de beoordeling van de raad inhoudende dat de klacht van klaagster  dat sprake is van excessief declareren niet gegrond kan worden geacht, nu vastgesteld is dat verweerder bijstand van meer dan verwaarloosbare omvang aan klaagster heeft geleverd. Daarom kan niet gesteld worden dat verweerder in het geheel niet had mogen declareren.

6.3    Het hof komt tot het oordeel dat de raad de klacht op juiste grond ongegrond heeft verklaard en zal de beslissing van de raad om die reden bekrachtigen.

6.4    Voor zover klaagster in hoger beroep nieuwe klachten aan het hof heeft voorgelegd, zal het hof deze niet bespreken, nu in hoger beroep geen nieuwe klachten aan de tuchtrechter kunnen worden voorgelegd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt de beslissing van 25 augustus 2014 van het Hof van Discipline in  zaak met nummer 7089;

en,

-    bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 10 februari 2014.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G.R.J. de Groot, J.P. Balkema, W.J. van Andel en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2014.