ECLI:NL:TAHVD:2014:34 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6824

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2014:34
Datum uitspraak: 24-01-2014
Datum publicatie: 11-02-2014
Zaaknummer(s): 6824
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Bij optreden voor beide partijen in echtscheiding rust op de advocaat een zware zorgplicht. Beide partijen dienen te worden voorgelicht over hun mogelijkheden. De advocaat dient zich ervan te vergewissen dat beide partijen een te treffen regeling begrijpen en de gevolgen daarvan aanvaarden en overzien, zeker als sprake is van onderbedeling. Waarschuwing.

Beslissing van 24 januari 2014

in de zaak 6824

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 6 mei 2013, onder nummer M 248-2012, aan partijen toegezonden op 7 mei 2013, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 5 juni 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 25 november 2013, waar klaagster met mr. X., en verweerder zijn verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1. hij de belangen van klaagster heeft veronachtzaamd door in het convenant van onvolledige gegevens en onjuiste berekeningen uit te gaan waardoor klaagster aanzienlijk is onderbedeeld (meer dan ¼);

2. hij klaagster niet heeft gewezen op de gevolgen van het door beide echtelieden opgestelde convenant;

3. hij heeft nagelaten een draagkrachtberekening te maken zodat klaagster afstand heeft gedaan van haar recht op een uitkering tot levensonderhoud zonder te weten waar zij recht op had.

4 FEITEN

4.1 Het volgende is komen vast te staan:

4.2 Verweerder bood in 2011 via zijn website aan een echtscheiding te formaliseren voor 675,- waarbij er van werd uitgegaan dat beide partijen het samen eens zijn over de echtscheiding en de gevolgen daarvan. Indien gewenst kan tegen een meerprijs van € 119,- inclusief btw een alimentatieberekening worden gemaakt.

4.3 Op 20 februari 2011 hebben klaagster en haar toenmalige echtgenoot via de website een vragenformulier internetscheiding ingevuld en aan verweerder gezonden. Op 10 mei 2011 heeft verweerder van klaagster en haar toenmalige echtgenoot een door hen opgemaakt en ondertekend ouderschapsplan en echtscheidingsconvenant ontvangen.

4.4 Omtrent de boedelverdeling is in het convenant onder meer vermeld dat het saldo van de gemeenschap   € 193.000,--bedraagt  “zodat elk van partijen recht heeft op € 96.500,-“. Vervolgens wordt aan klaagster € 70.000,- toegedeeld en aan de man onder meer € 96.500,-.

4.5  Artikel 4.3 van het convenant (versie 10 mei 2011) luidt als volgt: “Door bovenstaande verdeling van de huwelijksgemeenschap wordt de man overbedeeld met een bedrag van € 26.500,- De erfenis van de vader van de man (€ 33.000,-) zal volledig toekomen aan de man. Het deel van de vrouw  ad. € 16.500,- komt daarmee in mindering op de overbedeling, zodat een overbedeling van de man  van € 10.000,- resteert. De man verplicht zich dit bedrag aan de vrouw uit te betalen bij verkoop van de (voormalige) echtelijke woning op het moment van de levering, indien deze plaatsvindt binnen 6 jaar na datum genoemd in 3.1”.

4.6 Op 18 mei 2011 heeft een bespreking van verweerder met partijen plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan is artikel 4 aangevuld met een bepaling over de betaling van de man aan de vrouw van het bedrag van € 70.000,- en over de gevolgen bij niet tijdige betaling.

4.7 Op 20 mei 2011 heeft verweerder de stukken ingediend op basis waarvan de echtscheiding is uitgesproken. Inmiddels is de bij convenant vastgestelde verdeling herzien.

5 BEOORDELING

5.1 Voor zover het hoger beroep van klaagster zich richt tegen het door de raad gekozen uitgangspunt dat een advocaat voor het - in overleg met zijn cliënt - te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad, of kunnen worden geschaad treft het appel doel. Deze maatstaf is bij het optreden van een advocaat voor beide partijen onjuist.

5.2 Op een advocaat die optreedt als enige advocaat van twee partijen om op hun gemeenschappelijk verzoek een echtscheiding tot stand te brengen en medewerking te verlenen aan de totstandkoming van een echtscheidingsconvenant rust een zware zorgplicht, die onder meer met zich brengt dat hij beide partijen goed voorlicht over hun marges en mogelijkheden en dat hij zich er van vergewist dat beide partijen een te treffen regeling begrijpen en de gevolgen daarvan overzien en aanvaarden. Indien een partij met minder genoegen neemt dan waar deze aanspraak op kan maken dan dient de  advocaat zich ervan te vergewissen dat deze partij begrijpt met minder genoegen te nemen en dat deze partij dat welbewust aanvaardt.

5.3 In deze zaak staat vast dat klaagster is onderbedeeld. Klaagster heeft dus minder gekregen dan waar zij recht op had. Verweerder heeft weliswaar aangevoerd dat dit in die ene bijeenkomst besproken is, maar klaagster bestrijdt dit en stelt dat de bespreking maar kort heeft geduurd.

5.4 Nu een schriftelijke toelichting of bevestiging  van verweerder aan betrokkenen omtrent het besprokene  ontbreekt, kan het hof niet vaststellen of verweerder zich ervan vergewist heeft dat klaagster de strekking van het door haar te sluiten convenant begreep en dat de inhoud daarvan de werkelijke wil van klaagster weergaf. Dat naderhand  overeenstemming is bereikt over een voor klaagster  gunstiger verdeling geeft steun aan het standpunt van klaagster. Nu niet kan worden vastgesteld dat de  handelwijze van verweerder aan de onder 5.2 weergegeven eisen heeft voldaan, is hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

5.5 Het hof heeft evenmin kunnen vaststellen dat klaagster voor meer dan een vierde deel zou zijn onderbedeeld  en het is niet de taak van de tuchtrechter daar een (nader) onderzoek naar te doen. Dit klachtonderdeel heeft de raad terecht afgewezen.

Het derde klachtonderdeel treft evenmin doel. Partijen hadden in het vragenformulier aangegeven geen alimentatieberekening te wensen en de door hen opgegeven inkomsten van beide partijen gaven ook geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat nader onderzoek naar behoefte en draagkracht door de advocaat geboden was ondanks het feit dat partijen er niet om hadden gevraagd.

5.6 Het hof acht in deze omstandigheden zoals hierboven vermeld de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het resort ‘s Hertogenbosch van 6 mei 2013 onder nummer M248-2012;

en, opnieuw  beslissende:

- verklaart klachtonderdeel 2 gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing;

- bekrachtigt de beslissing voor het overige.  

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann, A.A.H. Zegers, M. Pannevis en J.R. Krol, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2014.