ECLI:NL:TAHVD:2014:328 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7144

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2014:328
Datum uitspraak: 10-11-2014
Datum publicatie: 05-01-2015
Zaaknummer(s): 7144
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over inadequate bijstand ongegrond.

Beslissing van 10 november 2014

in de zaak 7144

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 22 april 2014, onder nummer L 216-2013, aan partijen toegezonden op 22 april 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2014:90.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 8 mei 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerster;

-    de brief van klaagster aan het hof van 11 augustus 2014;

-    de brief van klaagster aan het hof van 21 augustus 2014.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 september 2014, waar klager, samen met zijn echtgenote, en verweerster zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat zij:

1A:    heeft verzuimd om tijdens een zitting aan de kantonrechter kenbaar te maken dat de heer T., die in de zittingszaal aanwezig was, kon verklaren over hetgeen de heer G. op een VvE-vergadering had verklaard. Hierdoor is de klager bij vonnis d.d. 16 mei 2011 in het ongelijk gesteld;

1B:    vervolgens geen mogelijkheid zag om in hoger beroep te gaan;

2.    zich in een rechtbankprocedure waarin klager gedaagde was passief op te stellen door niet te verzoeken te mogen reageren op een genomen akte van de eisende partij. Ook tijdens de comparitie van partijen heeft hij zich passief opgesteld;

3.    de op 9 januari 2013 bereikte schikking aan klager op te dringen. Deze schikking is zelfs zonder klagers uitdrukkelijke toestemming tot stand gekomen.

4    FEITEN

    In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch van 22 april 2014, onder nummer L 216-2013.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A. Beker, T. Zuidema, P.T. Gründemann en M. Pannevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2014.