ECLI:NL:TAHVD:2014:322 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7139

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2014:322
Datum uitspraak: 07-11-2014
Datum publicatie: 04-01-2015
Zaaknummer(s): 7139
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Nadat kantoorgenoot in vijf zaken niets noemenswaardigs verrichtte verliet die kantoorgenoot het kantoor van verweerder. Verweerder beloofde e.e.a. op te pakken maar handelde daar niet (volledig) naar. Deels gegrond. Waarschuwing.

Beslissing van 7 november 2014

in de zaak 7139

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 7 april 2014, onder nummer L 205-2013, aan partijen toegezonden op 8 april 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder ECLI:NL:TADSHE:2014:70.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 7 mei 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    een aantal stukken van klager aan het hof, ontvangen ter griffie van het hof op 12 augustus 2014;

-    e-mail van verweerder aan het hof van 30 augustus 2014 (met afzegging voor de zitting).

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 1 september 2014, waar klager is verschenen. Verweerder had het hof bericht dat hij verhinderd was te verschijnen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat:

-    verweerder niets heeft gedaan in een vijftal zaken, welke aan een kantoorgenoot van hem waren toevertrouwd en door hem zijn overgenomen na het vertrek van deze kantoorgenoot.

4    FEITEN

4.1    Het volgende is komen vast te staan:

Klager heeft in de periode 2009 tot 2012 vijf zaken in behandeling gegeven aan mr. B, een voormalig kantoorgenoot van verweerder. Destijds waren verweerder en mr. B beiden werkzaam bij Advocatenkantoor X. Dit kantoor is later failliet gegaan.

4.2    De vijf bedoelde zaken betroffen:

-    een geschil met D. over aandelen

-    een geschil met Auto R. over een versnellingsbak

-    een geschil met E/C

-    een geschil met G over time-sharing

-    een arbeidsgeschil met de woningstichting V..

4.3    Op 1 augustus 2011 heeft mr. B aan klager geschreven:

“Naar aanleiding van onze dossiercontrole is één of meerdere van onderstaande gebleken:

-    Uw dossier is reeds afgehandeld middels uitspraak of minnelijke regeling;

-    U heeft niet meer gereageerd op onze verzoeken;

-    Het dossier is niet tot een procedure gekomen en het betreffen reeds gedane advieswerkzaamheden.

Naar aanleiding van één van bovenstaande zal uw dossier gearchiveerd worden. […….]  Mocht abusievelijk één van bovenstaande niet op uw dossier van toepassing zijn, verzoek ik u vriendelijk schriftelijk, dan wel per email contact met ons op te nemen met daarin de vermelding van het dossiernummer en de reden waarom uw dossier nog lopende is.”

4.4    Op 2 januari 2012 is mr. B bij Advocatenkantoor X vertrokken en heeft hij elders zijn praktijk voortgezet. Op verzoek van klager heeft verweerder de behandeling van de genoemde zaken van klager overgenomen. In een aantal zaken is hij daarbij bijgestaan door mevr. Mr. B, die kort tevoren als stagiaire op het kantoor was begonnen.

4.5    Begin 2013 heeft klager zich voor al deze zaken tot een advocaat van een ander kantoor, mr. T, gewend.

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft de klacht ongegrond verklaard. In de zaak tegen D. overwoog de raad dat verweerder uit de brief van mr. B aan klager van 1 augustus 2011 mocht afleiden dat het dossier gesloten was, en dat de stukken die klager naderhand nog aan verweerder heeft gestuurd een andere bank en een andere kwestie betroffen.

In de zaak tegen Auto R. overwoog de raad dat verweerder aan klager daarover op 19 maart 2012 een negatief advies heeft gestuurd, waarop door klager niet meer is gereageerd. In de zaak tegen E/C overwoog de raad dat verweerder hierover heeft gecorrespondeerd met de wederpartij en dat deze haar vordering heeft ingetrokken. In de zaak tegen G. overwoog de raad dat mevr. Mr. B op 23 oktober 2012 aan klager een uitgebreid negatief advies heeft uitgebracht. In de zaak met betrekking tot het arbeidsgeschil oordeelde de raad dat verweerder stelt dat dit dossier hem niet bekend is en dat als daarin al fouten zijn gemaakt, die aan mr. B en niet aan verweerder zijn te wijten.

5.2    Klager heeft in zijn appelschrift gesteld dat de raad onvoldoende aandacht aan zijn klachten heeft geschonken. In de bijlage bij zijn appelschrift leest het hof, kort weergegeven, de volgende grieven: op 7 maart 2012 heeft klager een gesprek gehad met verweerder van twee uur, waarbij alle vijf zaken, ook het arbeidsgeschil, aan de orde zijn geweest. Het duurde te lang voordat verweerder de dossiers aan de nieuwe advocaat van klager, mr. T, toestuurde. Er is slechts sprake geweest van één bank, D.. Het ging niet om een oude zaak met Essent over een vordering uit 2006, maar om een zaak met E. uit 2009/2010 over schade aan de woning van klager en teveel afgeschreven geld. Het advies van 19 maart 2012 over Auto R. heeft klager pas op 17 oktober 2012 ontvangen en daarop heeft hij gereageerd. Er is inderdaad een advies inzake G. van 23 oktober 2012 maar dat is veel te laat uitgebracht. Ook daarop heeft hij gereageerd.

5.3.1    Het hof overweegt als volgt.

Verweerder heeft op 7 maart 2012 van 10 tot 12 uur een gesprek gehad met klager over de zaken die mr B, die op 2 januari 2012 van kantoor was vertrokken, voor klager in behandeling had gehad. Blijkens door klager daarvan overgelegde handgeschreven aantekeningen van verweerder zijn daarbij alle vijf zaken waarover klager klaagt, aan de orde geweest. Uit een eveneens vandaag door het hof uitgesproken klachtzaak van klager  tegen mr. B blijkt dat de klacht dat mr. B in die vijf zaken aan klager onvoldoende rechtsbijstand heeft verleend, gegrond is verklaard.  

Op grond van het gesprek dat klager op 7 maart 2012 met verweerder had, mocht hij echter van verweerder verwachten dat verweerder de in dat gesprek toegezegde stappen in die zaken ook daadwerkelijk zou ondernemen. Daarover is het hof het volgende gebleken. Het hof merkt daarbij op dat klager weliswaar heel veel stukken heeft overgelegd, maar dat uit zijn zeer uitvoerige brieven en e-mails vaak niet eenvoudig de kern van de zaak en het precieze standpunt van klager af te leiden is; ook is de status van de diverse documenten - originele e-mails, dan wel door klager overgenomen stukken uit e-mails waarop hij vervolgens commentaar geeft – lang niet altijd helder.

D.

    In de notities van verweerder van 7 maart 2012 staat onder meer genoteerd dat klager nooit bericht heeft gehad in de investeringsresultaten en dat D. nog € 3.500 vordert van klager. Het verweer van verweerder dat van klager slechts op 28 maart 2012 stukken zijn ontvangen over een betaalpas bij de bank is niet ter zake dienend. Het hof heeft in een e-mail van klager aan verweerder van 12 maart 2012 een mededeling van klager aan verweerder aangetroffen, dat klager aan verweerder kopieën van de restschuld heeft gestuurd. Bij brief van 12 november 2013 heeft de nieuwe advocaat van klager, mr. T, aan klager geschreven dat hij uit de stukken afleidt dat er door de vorige advocaten geen actie is ondernomen, en dat hij stukken bij verweerder zal opvragen.

Mede gelet op het feit dat verweerder niet concreet heeft aangegeven wat hij klager in deze zaak heeft geadviseerd, en er evenmin brieven van verweerder aan klager in het dossier liggen waaruit zou kunnen blijken wat verweerder voor klager heeft gedaan of wat zijn advies is, moet worden vastgesteld dat verweerder in deze zaak onvoldoende rechtsbijstand aan klager heeft verleend. De klacht is in zoverre gegrond.

    Auto R.

    Verweerder heeft hierover op 7 maart 2012 onder meer genoteerd dat de versnellingsbak stuk was bij levering en dat er misschien moet worden geklaagd bij Z.. Bij brief van 19 maart 2012 heeft verweerder hierover een advies aan klager uitgebracht, dat inhoudt dat hij klager adviseert alleen te proberen een vergoeding te krijgen voor het feit dat de versnellingsbak niet gewerkt heeft (en niet voor gevolgschade). Bij brief van 17 oktober 2012  heeft verweerder dit advies herhaald, met verzoek om vóór 24 oktober 2012 te willen reageren. In een e-mail (waarvan het hof de datum niet kan herleiden) antwoordt klager hierop dat hij vraagt hem nog de tijd te geven tot 1 november in plaats van tot 24 oktober, voordat hij definitief ja zegt tegen het afsluiten van het dossier. Bij brief van 20 november 2012 heeft mevr. Mr. B aan klager nogmaals een aantal adviezen, waaronder die ten aanzien van Auto R., toegestuurd. Kennelijk heeft klager die brief niet toen ontvangen, want op 11 december 2012 zendt de secretaresse hem opnieuw die brief toe, waarna klager diezelfde dag de ontvangst bevestigt. Een concrete reactie van klager op het herhaaldelijk toegestuurde advies heeft het hof niet aangetroffen. In deze kwestie kan niet worden vastgesteld dat verweerder tekort geschoten is. De klacht is in zoverre ongegrond.

C

Hierover heeft verweerder op 7 maart 2012 onder meer genoteerd dat C.is bij het binnentreden vernielingen heeft aangericht voor € 2.500 en heeft hij genoteerd: Schade verhaalbaar? Verweerder heeft toen ook iets genoteerd over E., in hoofdzaak: “ligt stil”. Dat het hier twee verschillende kwesties betrof was verweerder toen dus kennelijk duidelijk. Een en ander is in overeenstemming met een brief die verweerder al op 1 februari 2012 over deze kwestie aan klager schreef. In e-mails van (onder meer) 12 maart 2012, 22 mei 2012, 24 mei 2012 en 20 juli 2012 is klager bij verweerder op deze kwestie teruggekomen, zij het niet altijd in even duidelijke bewoordingen. In een e-mail van 30 augustus 2012 reageert klager op een brief die hij op 24 augustus 2012 van mevr. Mr. B had ontvangen, welke brief inhield dat de fraudezaak uit 2006 wegens verjaring was afgedaan; klager schrijft aan verweerder, kort samengevat, dat het niet gaat om een vordering van C. op hem maar om schade aan zijn woning door een inval door C. en om teveel geïnde gelden, en dat hij niet akkoord is met het als afgedaan beschouwen van deze zaak. Een advies over de kwestie waar het klager om ging heeft het hof niet aangetroffen. Ook in deze zaak heeft verweerder aan klager mitsdien niet de rechtsbijstand verleend die klager mocht verwachten. De klacht is in zoverre gegrond.

G.

Verweerder heeft hierover in zijn notities van 7 maart 2012 slechts genoteerd “Time share”. In zijn brief aan de deken erkent verweerder dat de zaak te lang is blijven liggen. Op 17 oktober 2012 heeft verweerder aan klager geschreven dat op 7 maart 2012 geen afspraken zijn gemaakt en dat hij klager verzoekt te laten weten wat er met dat dossier moet gebeuren. Op 23 oktober 2012 heeft verweerder aan klager een gemotiveerd advies uitgebracht, met als conclusie dat hij klager adviseert geen procedure te starten. Dit advies is op 20 november 2012 door mevr. Mr. B nogmaals aan klager toegestuurd. Klager heeft daarop in een e-mail van 27 november 2012 gereageerd met de opmerking dat hij bewezen wil zien dat G. onder time-sharing valt. Hoewel het hof in het dossier daarop verder geen reactie van verweerder meer heeft aangetroffen oordeelt het hof dat van een tekortkoming van verweerder geen sprake is, nu in het advies van 23 oktober 2012 overduidelijk en gemotiveerd vermeld staat dat en op grond waarvan het contract van klager met G. niet onder time-sharing valt. De klacht is in zoverre ongegrond.

Arbeidsgeschil woningstichting

In zijn aantekeningen van 7 maart 2012 heeft verweerder hierover het een en ander genoteerd en dit besloten met : “Verjaring?”. In zijn brief aan de deken schrijft verweerder echter dat hij het dossier niet kende, er in het archief naar heeft laten zoeken en het dossier uiteindelijk aan de nieuwe advocaat van klager heeft gestuurd. Volgens klager heeft verweerder toegezegd de zaak te zullen bestuderen en een reactie te geven, hetgeen nooit is geschied. Bij brief van 12 november 2013 van de nieuwe advocaat van klager heeft deze een uitvoerig advies in deze zaak uit 1998/1999 geschreven met als conclusie dat hij geen juridische grondslag ziet voor een verhaal van kosten en dat hij klager adviseert de zaak af te sluiten.  In dit relaas komt geen advies van verweerder voor. In het dossier heeft het hof geen duidelijke correspondentie van de zijde van verweerder over deze kwestie aangetroffen. Wel heeft klager een aantal malen (onder meer op 7 mei 2012, 21 mei 2012, 25 juni 2012) in algemene zin een paar maal geïnformeerd naar zijn zaken. Hoewel het hof geen duidelijke herhaalde vraag van klager  naar een advies in deze kwestie heeft aangetroffen, oordeelt het hof toch dat het verweerder verweten kan worden dat hij niet op deze kwestie is ingegaan en geen vervolg heeft gegeven aan het gesprek met klager op 7 maart 2012 hierover. Ook in zoverre acht het hof de klacht mitsdien gegrond.

5.3.2    De conclusie luidt mitsdien dat de klacht voor zover deze betrekking heeft op D., C. en de Woningstichting gegrond is, en voor het overige ongegrond. De beslissing van de raad zal derhalve worden vernietigd. Wat de op te leggen maatregel betreft acht het hof een enkele waarschuwing passend en geboden.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt de beslissing van de raad van discipline in het ressort ’s Hertogenbosch van 7 april 2014, nr. L 205-2013;

en, opnieuw rechtdoende:

-    verklaart de klacht gegrond voor zover hierboven is overwogen, en voor het overige ongegrond;

-    legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. T. Zuidema, G.J.L.F. Schakenraad, C.A.M.J. Raymakers en J.S.W. Holtrop, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2014.