ECLI:NL:TAHVD:2014:305 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7106

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2014:305
Datum uitspraak: 31-10-2014
Datum publicatie: 01-01-2015
Zaaknummer(s): 7106
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Verwijt geen zekerheid te hebben bedongen bij opheffen van een beslag ongegrond, omdat klager het concept heeft gezien en hiermee heeft ingestemd. Verwijt vertraging te hebben veroorzaakt omdat verweerder de rechter niet over de schuldsanering van klager had ingelicht, ongegrond.

Beslissing van 31 oktober 2014

in de zaak 7106

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 28 februari 2014, onder nummer 12/13, aan partijen toegezonden op 3 maart 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerder voor wat betreft de onderdelen a, b en c ongegrond is verklaard en voor wat betreft onderdeel d gegrond is verklaard. Aan verweerder is de maatregel van berisping opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN ECLI:NL:TADRARL:2014:57.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 27 maart 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.

2.2    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 29 augustus 2014, waar klager, samen met zijn gemachtigde, en verweerder zijn verschenen. Verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    (….)

b)    de zaak tegen de wederpartij van klager onnodig is vertraagd door toedoen van verweerder omdat eerst tijdens de comparitie van 14 oktober 2010 voor de rechter en de wederpartij duidelijk werd dat klager in de schuldsanering zat en dat eerst diende te worden onderzocht. Verweerder heeft verzuimd de rechter en de wederpartij hierover formeel te informeren, terwijl verweerder wel wist dat klager in de schuldsanering zat;

c)    verweerder ten onrechte geen zekerheden heeft  bedongen alvorens mee te werken aan opheffing van het gelegde conservatoire beslag, waardoor, toen het vonnis ten uitvoer werd gelegd, dit niet mogelijk bleek omdat de wederpartij geen verhaal meer bood. Klager heeft nimmer ingestemd met opheffing van het beslag tegen betaling van een bedrag van € 2.000,00 dat in depot zou worden gestort;

d)    (….)

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep naar de klachtonderdelen b en c heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 28 februari 2014, onder nummer 12/13.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, G.W.S. de Groot, J.S.A.M. Schokkenbroek en R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.G.J. Hendrix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2014.