ECLI:NL:TAHVD:2014:286 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7099

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2014:286
Datum uitspraak: 15-09-2014
Datum publicatie: 03-11-2014
Zaaknummer(s): 7099
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Vraag of namens cliënt schikking is aangeboden. Niet gebleken van ondubbelzinnige toezegging namens cliënt. Uitgangspunt dat advocaat in overlegsituatie steeds geacht moet worden te beschikken over mandaat is onjuist. Ongegrond.

Beslissing van 15 september 2014

in de zaak 7099

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 24 februari 2014 onder nummer OB 103 2013, aan partijen toegezonden op 25 februari 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2014:24.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 25 maart 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    e-mailbericht van klager aan het hof van 30 juni 2014.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 14 juli 2014  waar namens klager zijn gevolmachtigden mr. X. en Y. zijn verschenen, alsook verweerder. Namens klager heeft Y. gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat hij ontkent dat hij namens zijn cliënte een deelschikking ter hoogte van € 9.000,-- met klager heeft getroffen.

Toelichting:

Verweerder heeft tijdens het gesprek op 17 december 2012 een bedrag van € 9000,-- aangeboden namens zijn cliënte. Enkele dagen later bleek echter dat zijn cliënte niets wilde betalen. Verweerder heeft deze gang van zaken erkend in zijn brief aan de deken d.d. 24 januari 2013 waar hij schrijft:

“Uiteindelijk is het voorstel geformuleerd dat aan de Raad van Bestuur van cliënte zou worden voorgesteld dat tegen een bedrag van € 9.000,-- geschikt zou worden tegen finale kwijting.”

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Klager heeft een geschil met Z. B.V., alwaar verweerder als advocaat in loondienst werkzaam is. In september 2012 heeft klager zich met een klacht tot Z. gewend inzake het in rekening gebrachte transporttarief in verband met zijn elektriciteitsaansluiting over meerdere jaren. Bij brief d.d. 4 december 2012 heeft verweerder bij klager geïnformeerd of bij hem de bereidheid bestond om tot een minnelijke regeling te komen. Klager heeft hierop positief gereageerd.

4.2    Op 17 december 2012 heeft op het regiokantoor van Z. te Eindhoven een gesprek plaatsgevonden tussen enerzijds klager en zijn adviseur de heer Y. en anderzijds verweerder en een medewerker klachtenbehandeling van Z..

4.3    Op 20 december 2012 heeft verweerder aan de heer Y. laten weten dat de Raad van Bestuur van Z. niet akkoord ging met een schikkingsvoorstel van € 9.000,-- tegen finale kwijting.

4.4    Eveneens op 20 december 2012 heeft klager een brief, vergezeld van een door de heer Y. opgesteld gespreksverslag van het gesprek van 17 december 2012 verzonden aan verweerder. Bij brief van 21 december 2012 heeft verweerder aan klager kenbaar gemaakt dat de inhoud van het gespreksverslag naar zijn mening op verschillende punten onjuist was.

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft onder meer overwogen dat de vraag of verweerder op 17 december 2012 namens Z. een schikking van € 9.000,-- heeft aangeboden, welk aanbod hij gestand had moeten doen, een civielrechtelijke vraag is die niet ter beoordeling van de tuchtrechter staat maar van de civiele rechter.

Klager heeft tegen dit oordeel verschillende grieven gericht en een schriftelijke verklaring van de heer Roovers van 25 maart 2014 overgelegd, die zakelijk weergegeven inhoudt dat het door hem opgestelde gespreksverslag van 20 december 2012 de zuivere waarheid bevat.

5.2    Voor zover het hoger beroep van klager is gebaseerd op het uitgangspunt dat een advocaat steeds geacht moet worden in een overlegsituatie te beschikken over een mandaat van zijn cliënt om tot een schikking te komen, is dat uitgangspunt onjuist. Klager mocht niet zonder meer op een dergelijk (impliciet) mandaat vertrouwen. Daarmee kan in het midden blijven of, zoals verweerder stelt maar klager ontkent, verweerder aan het begin van de bespreking van 17 december 2012 expliciet kenbaar heeft gemaakt dat hij niet over enig mandaat tot het treffen van een regeling beschikte.

5.3    Het hof constateert bovendien dat ook uit het eigen gespreksverslag van klager van 20 december 2012 niet blijkt van enige ondubbelzinnige toezegging van verweerder namens zijn cliënte.

5.4    Voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

    bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Hertogenbosch van 24 februari 2014.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. H. van Loo, A.A.H. Zegers, T.E. van der Spoel en N.H. van Everdingen, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2014.