ECLI:NL:TAHVD:2014:234 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6998

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2014:234
Datum uitspraak: 30-06-2014
Datum publicatie: 05-10-2014
Zaaknummer(s): 6998
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over dienstverlening en beëindiging daarvan. Ongegrond.

Beslissing van 30 juni 2014

in de zaak 6998

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1          HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 17 december 2013, onder nummer 13-151A, aan partijen toegezonden op 17 december 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2013:231.

2          HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1      De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 20 december 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2      Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-       de stukken van de eerste aanleg;

-       de brief van klager aan het hof d.d. ongedateerd.

2.3      Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 9 mei 2014, waar klager en verweerster zijn verschenen. Verweerster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3          KLACHT

3.1       De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster de belangen van klager niet goed heeft behartigd en de zaak niet serieus en als prioriteit heeft behandeld;

b)    verweerster de zaak tijdens de zwangerschappen en vakantie heeft overgelaten aan een andere advocaat, haar kantoor is gefuseerd met een ander kantoor en zij boekenonderzoek heeft laten doen en bewijzen heeft verzameld die niet in het belang van de zaak zijn;

c)    verweerster geen procedure aanhangig heeft gemaakt, terwijl dat van aanvang af de bedoeling was;

d)    verweerster haar werkzaamheden heeft beëindigd omdat de openstaande rekeningen niet waren voldaan.

4         FEITEN

          In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5         BEOORDELING

5.1     De raad heeft in de overwegingen 4.1 tot en met 4.5 gemotiveerd uiteengezet dat de in deze procedure aangevoerde feiten de aangevoerde klachten niet onderbouwen. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere overwegingen en conclusies dan door de raad in zijn  beslissing weergegeven. Het hof neemt daarom deze beslissing over.

5.2     De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

          BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 17 december 2013 , gewezen onder nummer 13-151A.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, G.J. Niezink, T.E. van der Spoel en I.E.M. Sutorius, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2014.