ECLI:NL:TAHVD:2014:189 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7092

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2014:189
Datum uitspraak: 09-05-2014
Datum publicatie: 19-07-2014
Zaaknummer(s): 7092
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Art. 13 verzoek afgewezen. Geen bijstand advocaat voorgeschreven. Geen belang meer bij beklag nu procedure reeds is geeindigd.

Beslissing van 9 mei 2014

in de zaak 7092

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten

bij de Hoge Raad der Nederlanden

de deken

1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat. Bij brief van 18 februari 2014 heeft de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden verder te noemen ‘de deken’, geweigerd een advocaat aan te wijzen als zijn advocaat voor een zaak waarin vertegenwoordiging dan wel bijstand van een advocaat verplicht is. In een klaagschrift gedateerd 4 maart 2014 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken heeft geweigerd een advocaat aan te wijzen.

2 HET GEDING BIJ HET HOF

2.1 Het klaagschrift is op 4 maart 2014 per e-mail ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de brief van klager aan het hof van 27 maart 2014.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 7 april 2014, waar klager is verschenen. De deken was met bericht afwezig.

3 FEITEN

3.1 Het volgende is komen vast te staan:

Klager heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam op 3 januari 2014 verzocht om aanwijzing van een advocaat in verband met een door hem te voeren of reeds aanhangig gemaakte procedure op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering (Sv). Deze deken heeft het verzoek van klager op 6 januari 2014 afgewezen op de grond dat artikel 13 van de Advocatenwet bepaalt dat aanwijzing van een advocaat slechts dan aan de orde is als het gaat om een zaak, waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven dan wel bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden. De deken heeft het verzoek van klager afgewezen omdat dit bij een art. 12 Sv beklagprocedure niet het geval is.

Klager kon zich met deze beslissing niet verenigen en heeft zich daarover bij het hof beklaagd. Bij beslissing van 17 februari 2014 heeft het hof de zaak voor behandeling naar de deken Den Haag verwezen, omdat de deken Rotterdam niet bevoegd is voor behandeling van een artikel 13 Advocatenwet-verzoek voor een zaak die in het arrondissement Den Haag aanhangig gemaakt zou moeten worden.

De deken Den Haag heeft bij beslissing van 18 februari 2014 het verzoek van klager eveneens afgewezen, omdat aanwijzing van een advocaat was gevraagd voor een procedure waarvoor bijstand/vertegenwoordiging van een advocaat niet is voorgeschreven. Klager heeft tegen deze beslissing ook beklag ingediend, waarover het hof zal oordelen.

4 BEOORDELING

Klager heeft het hof meegedeeld dat hij van het gerechtshof Den Haag, waar klager het verzoek in de zin van artikel 12 Sv aanhangig had gemaakt, op 27 februari 2004 bericht heeft ontvangen dat zijn verzoek al ongegrond is verklaard. Dit leidt ertoe dat het hof reeds om die reden het beklag van klager ongegrond dient te verklaren, omdat de procedure waarvoor klager aanwijzing van een advocaat had verzocht, reeds is geëindigd, zodat klager geen belang meer heeft bij zijn verzoek. Daarnaast is het hof van oordeel dat de deken op juiste gronden het verzoek van klager heeft afgewezen.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 18 februari 2014 ongegrond.