ECLI:NL:TAHVD:2014:151 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7006

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2014:151
Datum uitspraak: 13-06-2014
Datum publicatie: 16-07-2014
Zaaknummer(s): 7006
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht grotendeels niet-ontvankelijk wegens tijdverloop. Overigens ongegrond.

Beslissing van 13 juni 2014

in de zaak 7006

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

’s-Gravenhage (verder: de raad) van 25 november 2013, onder nummer R.4152/13.59, aan partijen toegezonden op 26  november 2013, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerster niet-ontvankelijk is verklaard. 

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2013:141.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 27 december 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerster.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 14 april 2014, waar klaagster en verweerster zijn verschenen. Klaagster heeft gepleit  aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a. rechters en andere autoriteiten heeft misleid door van klaagster een onjuist beeld te schetsen;

b. rapportages van de mediator mevrouw H. in de procedure heeft overgelegd terwijl zij wist dat die rapportages niet geldig waren;

c. de heer S. niet heeft geadviseerd mevrouw H. niet langer voor advies te benaderen;

d. mevrouw H. niet heeft gevraagd te stoppen met het genereren van rapporten;

e. kopieën van stukken aan de heer S, heeft overhandigd die zien op de teruggeleidingsprocedure uit 2005 terwijl zij wist of had moeten weten dat het teruggeleidingsverzoek was ingetrokken;

f. klaagster heeft benadeeld door haar te diskwalificeren als ouder;

g. heeft gefraudeerd met een “modificatie van het convenant”;

h. is opgetreden als acting mediator in januari 2006 en

i. zich als advocaat had moeten terugtrekken vanwege een belangenconflict.

4 FEITEN

4.1 Het hof neemt de feiten over zoals deze door de raad zijn vastgesteld nu in appel  deze niet zijn betwist.

5 BEOORDELING

5.1 Het appel van klaagster richt zich allereerst  tegen de niet-ontvankelijk verklaring door de raad gezien het tijdsverloop tussen de door klaagster aan verweerster verweten gedragingen (in de periode van 2005 tot maart 2009)  en het tijdstip van indiening van haar klachten( 30 november 2012).

Volgens klaagster weet zij eerst sedert oktober 2012, door de brief  van de secretaris van de Centrale Autoriteit, mevrouw G.,  van de verweten gedragingen.

5.2 Dit standpunt van klaagster is onjuist voor zover het betreft de klachtonderdelen a, b, c, d, f, g, h, en i. Deze klachten betreffen de periode 2005-2009 en hebben betrekking op het conflict tussen klaagster en de heer S, zodat het niet anders kan dan dat klaagster toen reeds met die gedragingen bekend was. Deze klachtonderdelen zijn (op 30 november 2012) te laat ingediend en het hof bekrachtigt dan ook de beslissing van de raad tot niet ontvankelijk verklaring van die onderdelen.

5.3 Klachtonderdeel e ziet- zo begrijpt het hof- op een ingetrokken teruggeleidingsverzoek van de heer S. uit 2005, welk stuk via verweerster door de heer S alsnog in 2012 in een procedure is gebruikt. Door de brief van mevrouw G, (genoemd in 5.1) van oktober 2012 is klaagster- zo begrijpt het hof- met deze gang van zaken en dus met de rol van verweerster bekend geworden.

5.4 Het hof acht deze stellingname van klaagster niet onaannemelijk zodat dit onderdeel van de klacht ontvankelijk is. Dit leidt echter niet tot gegrondverklaring. Het staat immers een advocaat vrij om stukken uit het dossier van de cliënt aan die cliënt ter beschikking te stellen. Het hof voegt hier nog ten overvloede aan toe dat uit niets is gebleken dat verweerster met de procedure in 2012 bemoeienis heeft gehad.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- bekrachtigt  de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Gravenhage van 25 november 2013 met het nummer R.4152/13.59 voor zover deze betrekking had op de onderdelen a, b, c, d, f, g, h, en i;

                  en, opnieuw beslissende:

- verklaart onderdeel e ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M. Ficq, G.J.L.F. Schakenraad, H.J. de Groot en A.J. Louter, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2014.