ECLI:NL:TAHVD:2014:146 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7044

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2014:146
Datum uitspraak: 23-06-2014
Datum publicatie: 16-07-2014
Zaaknummer(s): 7044
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klachten over te weinig werkzaamheden en slechte bereikbaarheid. Ongegrond.

Beslissing van 23 juni 2014

in de zaak 7044

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 16 december 2013, onder nummer 13 124, aan partijen toegezonden op 18 december 2013, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerster ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARN:2013:221.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 16 januari 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerster;

- de e-mail van de dochter van klaagster van 15 april 2014.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 25 april 2014, waar verweerster is verschenen. De gemachtigde van klaagster heeft laten weten de behandeling niet te kunnen bijwonen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) geen, althans te weinig werkzaamheden in klaagsters schadezaak te verrichten, waardoor klaagster nog meer schade heeft opgelopen

b) slecht bereikbaar te zijn voor klaagster.

3.2 Ter onderbouwing van de klacht, voor zover niet al onder de feiten opgenomen, heeft klaagster nog het volgende naar voren gebracht.

Klaagster had gezocht naar een kantoor dat op basis van no cure no pay werkte. Klaagster begrijpt niet waarom verweerster zich zo druk maakte over haar vergoeding. Uit ervaring met andere advocaten wist klaagster dat een cliënt niet altijd direct behoeft te betalen. Klaagster deelde geen inkomen met haar echtgenoot zodat het voor haar bijzonder moeilijk was om de door verweerster gevraagde informatie over zijn inkomen te verschaffen.

Verweerster heeft, aldus klaagster, te weinig gedaan in de letselschadezaak. Het ACTA had zijn fout toegegeven. Van alle brieven de klaagster van verweerster ontving had er maar één betrekking op de zaak zelf, te weten de aansprakelijkheidsstelling van de wederpartij. De dochter van klaagster heeft regelmatig contact gezocht met verweerster. Soms kreeg de dochter een reactie terug. Vaak ook niet. Alles ging per e-mail. Het is wel zo dat de dochter van klaagster altijd van de stukken die  verweerster aan klaagster zond per e-mail een kopie heeft ontvangen.

4 FEITEN

 In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

5.1 De raad heeft in de overwegingen 5 gemotiveerd uiteengezet dat de in deze procedure aangevoerde feiten de aangevoerde klachten niet onderbouwen. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere overwegingen en conclusies dan door de raad in zijn  beslissing weergegeven. Het hof neemt daarom deze beslissing over.

5.2 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd, met dien verstande dat onder 5 bij de beoordeling van klachtonderdeel a in de vijfde regel voor het woord “verweerster” dient te worden gelezen: “klaagster”.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 16 december 2013, gewezen onder nummer 13-124.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.D.R.M. Boumans, C.A.M.J. Raymakers en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2014.