ECLI:NL:TAHVD:2014:12 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6859

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2014:12
Datum uitspraak: 20-01-2014
Datum publicatie: 09-02-2014
Zaaknummer(s): 6859
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Bekrachtiging ongegrondverklaring klachten tegen advocaat van ex-echtgenoot.

Beslissing van 20 januari 2014

in de zaak 6859

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

’s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 10 juni 2013, onder nummer B 311-2012, aan partijen toegezonden op 11 juni 2013, waarbij van een klacht van klaagster tegen verweerster klachtonderdelen 1 t/m 3 ongegrond zijn verklaard en onderdeel  4 als van onvoldoende gewicht is afgewezen.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 11 juli 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerster.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 18 november 2013, waar klaagster en verweerster zijn verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder, als advocaat van haar ex echtgenoot, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft  gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

1. in de alimentatieprocedure de huurovereenkomst van haar cliënt heeft overgelegd, terwijl evident was dat daarmee was geknoeid (de naam en handtekening van een medehuurster, waaruit bleek dat de man samenwoonde, waren weggelakt). Hoewel verweerster hierop voor de zitting is gewezen, heeft zij niettemin ter zitting van 25 januari 2012 gezegd dat haar cliënt niet samenwoonde.

2. ter zitting van 25 januari 2012, eveneens opzettelijk in strijd met de waarheid en ondanks het feit dat een document waaruit het eigendomsrecht bleek was overgelegd, heeft verklaard dat haar cliënt geen appartement in M. bezit en dat de naam van diens vader niet X. is.

3. in het beroepschrift tegen de alimentatiebeslissing van 21 mei 2012 klaagster er ten onrechte van heeft beschuldigd dat zij de zaak heeft getraineerd doordat eerst sprake was van wijziging van advocaat, zij daarna de alimentatiekwestie zelf zou behandelen en vervolgens weigerde gegevens te verstreken of verouderde of onjuiste gegevens verstrekte.

4. in strijd met gedragsregel 12 als productie bij het beroepschrift een brief van de – voormalige – advocaat van klaagster in het geding heeft gebracht.

4 FEITEN

 In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 10 juni 2013, onder nummer B 311-2012.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A. Beker, T. Zuidema, W.F. van Zant en T.E. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2014.