ECLI:NL:TAHVD:2014:111 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6953

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2014:111
Datum uitspraak: 21-03-2014
Datum publicatie: 10-04-2014
Zaaknummer(s): 6953
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Bekrachtiging uitspraak raad. Herhaaldelijk in strijd met beginsel fair play gehandelde onjuiste informatie aan rechter verstrekt, brief aan executerende deurwaarder niet in kopie aan wederpartij gezonden, ten onrechte gepresenteerd als raadsman van gezamenlijke dochtervennootschap, nu verweerder opkwam voor de wederpartij van die vennootschap, die zelf een advocaat had, weigeren kopie van appeldagvaarding aan wederpartij te verstrekken. Berisping.

Beslissing van 21 maart 2014

in de zaak 6953

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klagers

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 23 september 2013, onder nummer

13-37 en 13-79, aan partijen toegezonden op 26 september 2013, waarbij van een klacht van klagers tegen verweerder klachtonderdelen 1, 2 (deels), 3, 4, 7 en 8 gegrond zijn verklaard, klachtonderdelen 2 (overig), 5 en 6 ongegrond, en de maatregel van berisping is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARN:2018:84.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op  25 oktober 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 17 januari 2014, waar verweerder is verschenen, vergezeld van zijn raadsman, die gepleit heeft aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

Voor zover in hoger beroep nog van belang houden de klachten, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet omdat hij:

1. desbewust en ondanks voorafgaande waarschuwingen de kantonrechter bij conclusie van dupliek onjuiste informatie heeft verstrekt met de bedoeling een incasso van de vastgoed B.V. op M te frustreren;

2. (voor zover gegrond verklaard:) aan de advocaat van Klager ten onrechte geen afschrift van het faxbericht aan de deurwaarder d.d. 6 november 2012 heeft toegezonden;

3. in weerwil van het vonnis van de kantonrechter de deurwaarder heeft gesommeerd zich te onthouden van het nemen van executiemaatregelen en de deurwaarder heeft gedreigd met aansprakelijkheid;

4. tegenstrijdige belangen heeft behartigd doordat hij de belangen van de huurder – M als gedaagde – behartigde, terwijl hij zich tegenover de deurwaarder heeft gepresenteerd als advocaat van de verhuurder – de vastgoed B.V. als eiseres – en zich heeft verzet tegen het optreden van de advocaat van klager;

5. (….)

6. (….) 

7. heeft geweigerd de appeldagvaarding inclusief de grieven te verstrekken;

8. zich ten onrechte heeft verzet tegen het optreden van mrs. G en S als advocaat van de vastgoed B.V.

4 FEITEN

4.1 Het hof gaat uit van de navolgende feiten, die – in hoger beroep onbestreden –  door  de raad als vaststaand zijn aangemerkt:

4.2 De heer T. Klager (hierna Klager) is eigenaar en bestuurder van Klager Holding B.V. De heer W. Z. (hierna Z.) is eigenaar en bestuurder van W. Z. Holding B.V. Deze beide B.V.’s zijn bestuurder en (elk voor 50%) aandeelhouder van KLAAGSTER Vastgoed B.V., hierna te noemen de vastgoed B.V. Deze vennootschap heeft als enige activiteit het verhuren van een pand aan W. B.V. (hierna M of het wokrestaurant) die in dat pand een wokrestaurant exploiteert. W. Z. Holding B.V. is de enige bestuurder en aandeelhouder van M. De vastgoed B.V. houdt kantoor op het adres van het wokrestaurant. Z. heeft de dagelijkse leiding van de vastgoed B.V.

4.3 In artikel 17 van de statuten van de vastgoed B.V. is omtrent ‘vertegenwoordiging’ het volgende bepaald:

1. De directie vertegenwoordigt de vennootschap. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan iedere gevolmachtigde directeur.

2. In alle gevallen waarin de vennootschap een tegenstrijdig  belang heeft met één of meer directeuren wordt de vennootschap niettemin op de hiervoor gestelde wijze  vertegenwoordigd.

4.4 Volgens Klager heeft M gedurende lange tijd niet voldaan aan haar betalingsverplichtingen op grond van de huurovereenkomst met de vastgoed B.V. Klager heeft zich daarom als bestuurder van de vastgoed B.V. tot haar advocaat gewend met het verzoek de achterstallige huur bij M te innen. Deze heeft namens de vastgoed B.V. op 24 november 2011 M gedagvaard. Een eerder ingediend verzoek van Klager om M failliet te verklaren is bij vonnis van 15 november 2011 afgewezen.

4.5 Verweerder treedt op voor Z. en M. Z. heeft zich in het door Klager aanhangig gemaakte huurgeschil op het standpunt gesteld dat de vastgoed B.V. geen opdracht aan een advocaat kan geven een procedure aanhangig te maken zonder de medewerking van W. Z. Holding B.V. als medebestuurder, alsmede dat de huurpenningen via verrekeningen en automatische afschrijving bij de Deutsche Bank zijn voldaan.

4.6 Bij brief van 1 februari 2012 heeft Z. namens de vastgoed B.V. de advocaat van Z geïnstrueerd de procedure ter zake van de achterstallige huurpenningen per direct door te laten halen, wat deze heeft geweigerd.

4.7 Tijdens de procedure betreffende het huurgeschil is op 22 mei 2012 op initiatief van Z. een aandeelhoudersvergadering van de vastgoed B.V. bijeengeroepen. Op de agenda stond de goedkeuring van de jaarrekening 2011, het verlenen van decharge aan het bestuur en de overdracht van de aandelen in de vastgoed B.V van Klager Holding B.V. aan W. Z. Holding B.V. De oproep voor de vergadering, die alleen per gewone post naar het adres van Klager in Nederland is verzonden, is gedateerd op 3 mei 2012. Klager heeft de oproep op 21 mei 2012 ontvangen. De reden waarom Klager de oproep niet eerder heeft ontvangen houdt mogelijk verband met het feit dat Klager veel in het buitenland verblijft. De advocaat van Klager is niet op de hoogte gesteld van de aandeelhoudersvergadering.

4.8 Bij brief van 21 mei 2012, die per e-mail, fax en post is verstuurd, heeft de advocaat van Klager (Holding B.V.) onder meer het volgende aan verweerder geschreven:

“Hedenochtend ontving cliënte een oproeping, gedateerd op 3 mei 2012, voor de algemene vergadering van aandeelhouders op 22 mei te H. Deze vergadering kan niet plaatsvinden. Er kunnen geen rechtsgeldige besluiten worden genomen.

Cliënte is niet tijdig opgeroepen. Cliënte kent de jaarrekening en het jaarverslag 2011 niet. Ik verzoek u deze stukken rechtstreeks aan mij toe te zenden. Na bestudering zal cliënte een voorstel doen voor een algemene vergadering van aandeelhouders. Decharge zal aan de directie, te weten uw cliënte, onder geen beding verstrekt worden. Voor wat betreft overdracht aandelen zou cliënte graag het standpunt van uw cliënte vernemen. Als uw cliënte een bod wil doen, dan is dat mogelijk. Het heeft geen zin om op deze manier te trachten de aandelen te verkrijgen. Cliënte gaat in dit stadium en op deze wijze niet accoord met overdracht van de aandelen.”

4.9 De aandeelhoudersvergadering heeft op 22 mei 2012 doorgang gevonden. Verweerder is als notulist opgetreden bij deze vergadering.

4.10 Op 12 juni 2012 heeft verweerder een conclusie van dupliek in het huurgeding genomen. In punt 1 van deze conclusie heeft hij het volgende gesteld:

“Op 22 mei 2012 heeft te H de aandeelhoudersvergadering van de vastgoed B.V. plaatsgevonden. Op voornoemde aandeelhoudersvergadering is de jaarrekening 2011 goedgekeurd door de aandeelhouders. Als productie 9 brengt het wokrestaurant de notulen van de aandeelhoudersvergadering van 22 mei 2012 van de vastgoed B.V. in het geding. Ook de heer Klager is tijdig opgeroepen om de aandeelhoudersvergadering bij te wonen, maar heeft verstek laten gaan. De heer Klager heeft zich een dag voor de aandeelhoudersvergadering via zijn advocaat afgemeld voor de aandeelhoudersvergadering, om onbekende redenen. Als productie 10 brengt het wokrestaurant in het geding de oproeping d.d. 3 mei 2012 gericht aan de heer Klager voor de aandeelhoudersvergadering van 22 mei 2012 van de vastgoed B.V. De oproeping heeft tijdig conform de statuten van de vastgoed B.V. plaatsgevonden.”

Aan het einde van punt 2 van deze conclusie heeft verweerder het volgende gesteld:

“Naast de reeds eerder door haar gedane erkenning staat nu ook middels het vaststellen van de jaarrekening 2011 vast dat de vastgoed B.V. geen vordering heeft ter zake achterstallige huurpenningen op het wokrestaurant.”

4.11 In het vonnis van de rechtbank Zwolle – Lelystad van 23 oktober 2012 heeft de kantonrechter in punt 3.2 overwogen dat er sprake is van een tegenstrijdig belang tussen de vastgoed BV en Z. doordat Z. via zijn holding bestuurder en enige aandeelhouder van M is, zodat hij in die hoedanigheid belang heeft bij de vaststelling dat M niets meer aan de vastgoed B.V. verschuldigd is.

4.12 M heeft in de procedure bij de rechtbank Zwolle – Lelystad geen bankafschriften overgelegd waaruit blijkt dat zij de door haar gestelde bedragen aan huur heeft betaald.

4.13 Bij genoemd vonnis heeft de rechtbank Zwolle – Lelystad M, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld tot betaling aan de vastgoed B.V. van € 245.180,- aan huurachterstand tot en met november 2011, van € 9.520,- inclusief BTW per maand aan huur over de maanden december 2011 tot en met oktober 2012, van € 3.500,- aan vergoeding van buitengerechtelijke kosten, van  wettelijke handelsrente en van de gedingkosten.

4.14 M heeft niet voldaan aan dat vonnis. Daarom heeft Klager een deurwaarder ingeschakeld. Bij brief van 6 november 2012 heeft verweerder het volgende aan deze deurwaarder geschreven:

“Ons kantoor behartigt de belangen van Z., zelfstandig bevoegd bestuurder en middellijk aandeelhouder (via zijn holding) van de vastgoed B.V. In bovengenoemde kwestie heeft u op 2 november jl. een vonnis betekend d.d. 23 oktober 2012 van de rechtbank Zwolle-Lelystad sector kanton, locatie Zwolle. Het wokrestaurant is voornemens om tegen dit vonnis in hoger beroep te gaan. Ik verzoek u van het navolgende kennis te nemen.

De heer Z. sommeert u in zijn hoedanigheid van zelfstandig bestuurder van de vastgoed B.V. om iedere executiemaatregel jegens het wokrestaurant achterwege te laten, althans te staken. Indien u in strijd met deze instructie toch overgaat tot het nemen van executiemaatregelen handelt u daarmee onrechtmatig jegens het wokrestaurant en de vastgoed B.V. Alle schade die daaruit voortvloeit voor het wokrestaurant en de vastgoed B.V. zal op u en uw kantoor verhaald worden.

De heer Z. neemt thans rechtsmaatregelen om de vastgoed B.V. weer bestuurbaar te krijgen. U hoeft voorlopig dus niets te doen totdat u nieuwe instructies krijgt van de heer Z..”

4.15 Bij kortgedingdagvaarding d.d. 15 november 2012 heeft W. Z. Holding B.V. onder meer gevorderd dat Klager Holding B.V. met onmiddellijke ingang als bestuurder van de vastgoed B.V. zal worden geschorst en dat Klager Holding B.V. haar aandelen in de vastgoed B.V. aan W. Z. Holding B.V. moet leveren totdat in een bodemprocedure onherroepelijk omtrent de overdracht van de aandelen is beslist.

4.16 De mondelinge behandeling van het kort geding heeft op 29 november 2012 plaatsgevonden. Een dag voor de mondelinge behandeling heeft W. Z. Holding B.V. een pakket met bankafschriften ten bewijze van de betaling van de huur door M in het geding gebracht.

4.17 De voorzieningenrechter in de rechtbank te Breda heeft in punt 3.9 van diens vonnis van 11 december 2012 het volgende overwogen:

“De voorzieningenrechter tekent hierbij aan dat duidelijk sprake is van een vermenging van belangen bij Z. als (middellijk) aandeelhouder en bestuurder van zowel de vastgoed B.V. als het wokrestaurant. Het belang van Klager als (middellijk) bestuurder en aandeelhouder van de vastgoed B.V. bij het doorzetten van de executie aan de ene kant staat tegenover het belang van Z. als (middellijk) bestuurder en aandeelhouder van het wokrestaurant bij het staken van de executie.”

4.18 In dat kortgedingvonnis zijn de in punt 2.15 genoemde vorderingen van W. Z. Holding B.V. afgewezen en is zij veroordeeld de proceskosten van Klager Holding B.V. te voldoen. Verweerder heeft spoedappel tegen het kortgedingvonnis van 11 december 2012 ingesteld.

4.19 Bij brief van 12 december 2012 heeft verweerder onder meer het volgende aan de deurwaarder geschreven:

“Op 6 november jl. heb ik u, namens Z. (medebestuurder van de vastgoed B.V.) en het wokrestaurant dringend verzocht om de executiemaatregelen jegens het wokrestaurant achterwege te laten, althans te staken. Ondanks dit verzoek heeft u op 9 november jl. toch beslag laten leggen om de bankrekeningen van het wokrestaurant onder de ABN AMRO Bank en de Rabobank.

Namens het wokrestaurant en de vastgoed B.V. sommeer ik u nogmaals de executie van het vonnis achterwege te laten, althans te staken.”

4.20 Vervolgens heeft verweerder namens M in kort geding gevorderd dat Klager (Holding B.V.) wordt veroordeeld de executie van het vonnis van 23 oktober 2012 te staken.

4.21 Bij vonnis van de rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Zwolle, van 24 januari 2013 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat Klager (Holding B.V.) niet – voldoende – heeft betwist dat M een substantieel deel van de huurvordering heeft voldaan door betaling dan wel door verrekening en dat M ook overigens feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht die de belangenafweging in haar voordeel doen uitvallen. De vastgoed B.V. is daarbij bevolen de executiemaatregelen jegens M op te heffen totdat bij eindarrest van het hof tegen het vonnis van 23 oktober 2012 is beslist, op straffe van een dwangsom. Tevens is de vastgoed B.V. veroordeeld in de kosten van de procedure.

4.22 Voorts heeft W. Z. Holding B.V. in november 2012 een bodemprocedure aanhangig gemaakt tegen Klager Holding B.V.  strekkende tot overdracht van de aandelen van Klager Holding B.V .in de vastgoed B.V. aan W. Z. Holding B.V.

4.23 De dagvaardingen in kort geding d.d. 15 november 2012 en 4 januari 2013 en de dagvaarding in spoedappel d.d. 8 januari 2013, die in opdracht van Z. zijn uitgebracht, zijn betekend op het kantooradres van de advocaat van Klager. De dagvaarding waarbij hoger beroep is aangetekend tegen het vonnis van 23 oktober 2012 is niet aan het kantooradres van de advocaat van Klager betekend. Deze is betekend op het adres van de vastgoed B.V., op welk adres ook M is gevestigd. Bij brief d.d. 24 januari 2013, per fax verzonden, heeft de advocaat van Klager verweerder verzocht hem binnen een uur de betekende dagvaarding per fax of per e-mail te doen toekomen. Per e-mail van dezelfde dag heeft een kantoorgenote van verweerder de advocaat van Klager bericht dat Z. hem niet beschouwt als advocaat van de vastgoed B.V. en verzoekt zij hem een procesvolmacht van de vastgoed B.V. toe te sturen waarna de advocaat van Klager een procesvolmacht aan de deken heeft gestuurd. Bij brief van 28 januari 2013 heeft verweerder de deken bericht dat hij de authenticiteit van de handtekening van Klager op de procesvolmacht betwist omdat de handtekening op de volmacht significant afwijkt van een handtekening van Klager onder een eerdere machtiging, die zich in zijn dossier bevindt. Hij verzoekt daarbij om toezending van een kopie van het paspoort van Klager. Desondanks is op 28 januari 2013 de appeldagvaarding inclusief de producties aan de advocaat van Klager toegestuurd.

5 BEOORDELING

5.1.1 Omtrent klachtonderdeel 1 (het vermelden van onjuiste informatie in de conclusie van dupliek) heeft de raad het volgende overwogen: 

5.1 Klager (Holding B.V.) is per gewone brief d.d. 3 mei 2012 opgeroepen voor de aandeelhoudersvergadering d.d. 22 mei 2012. Bij brief van 21 mei 2012 heeft de advocaat van Klager (Holding B..V.) aan verweerder bericht dat Klager (Holding B.V.) de oproep voor de aandeelhoudersvergadering op die dag had ontvangen en dat Klager (Holding B.V.) niet tijdig is opgeroepen, dat de aandeelhoudersvergadering geen doorgang kan vinden en dat er geen geldige besluiten kunnen worden genomen.

Door in zijn conclusie van dupliek te vermelden dat Klager zich een dag voor de aandeelhoudersvergadering via zijn advocaat om onbekende redenen heeft afgemeld heeft verweerder onjuiste informatie verstrekt in zijn conclusie van dupliek. Immers het was verweerder bekend dat X (Holding B.V.) van mening was dat bij gebreke van een geldige oproep de aandeelhoudersvergadering geen doorgang kon vinden. Daarom had verweerder niet mogen stellen dat Klager (Holding B.V.) zich om onbekende redenen had afgemeld. In de conclusie van dupliek wordt bovendien gesteld dat Klager alle jaarverslagen en documentatie van de accountant heeft ontvangen op het door hem aangegeven Nederlandse adres. Ook dat is onjuist. Bij brief van 21 mei 2012 heeft de advocaat van Klager (Holding BV) aan verweerder bericht dat hij de jaarrekening en het jaarverslag 2011 niet heeft ontvangen. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.

5.1.2 In hoger beroep bestrijdt verweerder dat in de afmelding door Klager (geciteerd in 2.8) een reden daarvoor vermeld staat. Het hof deelt die zienswijze niet. Ook al kan, bij onwelwillende lezing, betwijfeld worden of de gestelde ongeldigheid van de oproep als reden werd opgegeven, dat geldt niet voor de gestelde onbekendheid met de jaarrekening en het jaarverslag, die op de agenda stonden; Klager schrijft immers dat hij die stukken eerst wil ontvangen en bestuderen vooraleer ze in een ava worden besproken.

5.1.3 Belangrijker nog is dat verweerder in zijn dupliek verzweeg dat Klager (al dan niet als reden voor zijn afmelding) het standpunt innam dat wegens ongeldigheid van de oproep geen rechtsgeldige besluiten genomen zouden kunnen worden. Anders dan verweerder betoogt werd de kantonrechter door die weglating wel degelijk op het verkeerde been gezet, namelijk bij de beoordeling van verweerders nieuwe argument dat ‘nu ook middels het vaststellen van de jaarrekening 2011 vast [staat] dat de vastgoed BV geen vordering heeft ter zake achterstallige huurpenningen op het wokrestaurant’.

5.1.4 Evenzeer tevergeefs bestrijdt verweerder de door de raad aangenomen onjuistheid van zijn in de dupliek opgenomen stelling dat Klager alle jaarstukken en documentatie van de accountant heeft ontvangen. De voor die bestrijding aangevoerde grond dat verweerder van de accountant had vernomen dat deze die stukken aan Klager had gestuurd rechtvaardigde immers niet de stelling dat Klager ze had ontvangen, zeker niet nu Klager had geschreven dat hij ze niet had ontvangen.

5.1.5 De ter zake van onderdeel 1 aangevoerde grieven falen dus. Het hof verenigt zich met de gegrondverklaring van dat onderdeel en – integraal – met de motivering daarvoor van de raad.

5.2.1 Omtrent het gegrond verklaarde deel van klachtonderdeel 2 (aan de advocaat van Klager ten onrechte geen afschrift gestuurd van het faxbericht aan de deurwaarder van 6 november 2012) heeft de raad het volgende overwogen:

5.2 (….) Met zijn brief d.d. 6 november 2012 aan de deurwaarder heeft verweerder de executie van het vonnis d.d. 23 oktober 2012 door Klager (Holding B.V.) willen frustreren. Omdat de deurwaarder handelde ten behoeve van Klager (Holding B.V.) en het verweerder bekend was door welke advocaat zij in de desbetreffende kwestie werd bijgestaan, had verweerder een kopie van zijn brief aan de advocaat van Klager (Holding B.V.) moeten sturen. Men behoort met open vizier te strijden. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.

5.2.2 In hoger beroep verklaart verweerder thans in te zien dat het beter zou zijn geweest indien hij de advocaat van Klager wel een kopie zou hebben gestuurd van zijn brief aan de deurwaarder. Hij betoogt evenwel dat het nalaten daarvan niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De omstandigheden die verweerder daartoe aanvoert ondermijnen echter niet het zelfstandig dragende oordeel van de raad dat men met open vizier behoort te strijden, en dat verweerder dat niet heeft gedaan. De grief faalt dus, de gegrondverklaring van het onderdeel blijft in stand.             

5.3.1 Omtrent klachtonderdeel 3 (het in weerwil van het vonnis van de kantonrechter van 23 oktober 2012 sommeren van de deurwaarder zich te onthouden van executiemaatregelen en de deurwaarder dreigen met aansprakelijkheid) en klachtonderdeel 4 (het behartigen van tegenstrijdige belangen doordat verweerder de belangen van de huurder – M als gedaagde in het huurgeding – behartigde, terwijl hij zich tegenover de deurwaarder heeft gepresenteerd als advocaat van de  verhuurder – de vastgoed B.V. als eiseres in het huurgeding - en zich heeft verzet tegen het optreden van de advocaat van klager) heeft de raad het volgende overwogen:

5.3 Deze beide klachtonderdelen zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat het verweerder, die advocaat was van M, niet vrij stond om zich tegen de executie van het huurvonnis te verzetten door bij dat verzet (tevens) op te treden als raadsman van (een van de bestuurders van) de vastgoed B.V. Deze klachtonderdelen hebben derhalve dezelfde strekking en worden daarom door de raad gezamenlijk beoordeeld.

5.4 In gevolge de statuten van de vastgoed B.V. komt aan iedere gevolmachtigde directeur de bevoegdheid toe tot vertegenwoordiging en is die bevoegdheid niet beperkt in een geval waarin een directeur tegenstrijdige belangen heeft. Ondanks deze vennootschappelijke bepaling stond het verweerder niet vrij – namens de vastgoed B.V. als verhuurder – de deurwaarder te sommeren de executie te staken, omdat hij daarmee een belang nastreefde dat haaks op dat van diezelfde verhuurder stond (nl. het incasseren van huurpenningen). Het desbetreffende belang van de vastgoed B.V. volgt reeds uit het feit dat de vastgoed B.V. - daartoe rechtsgeldig vertegenwoordigd door Klager - dat belang had uitgesproken, in verband ermee een huurgeding tegen M had aangespannen en uit hoofde van het vonnis in dat geding een executoriale titel tegen M had verkregen. Verweerder had zich, gelet op dit een en ander, niet op deze wijze tot de deurwaarder mogen wenden. Dit handelen van verweerder is des te laakbaarder omdat hij dat, zoals de raad oordeelde naar aanleiding van klachtonderdeel 2,  heimelijk deed door de raadsman van klager daarvan bewust niet op de hoogte te stellen. De geëigende weg waarlangs verweerder het belang van Z. als indirect bestuurder van de vastgoed B.V. had kunnen dienen, was geweest dat hij in het huurgeding een verweer had gevoerd in verband met de controverse tussen Klager en Z. rond de vertegenwoordiging van de vastgoed B.V. danwel dat hij die controverse op andere wijze binnen het interne verband van de vastgoed B.V. had doen beslechten. Dat heeft hij echter nagelaten. Het voorgaande brengt mee dat de klachtonderdelen 3 en 4 gegrond zijn.

5.3.2 Het oordeel van de raad dat het verweerder niet vrijstond zich jegens de deurwaarder te presenteren als advocaat van de vastgoed BV berust op het feitelijke gegeven dat  verweerder in de procedure opkwam voor de wederpartij van de vastgoed BV, die in die procedure werd bijgestaan door een andere advocaat. Het hof onderschrijft deze redengeving, die het oordeel van de raad zelfstandig draagt. De ter zake van de onderdelen 3 en 4 aangevoerde grieven stuiten daarop af.

5.4.1 Omtrent klachtonderdeel 7 (verweerder heeft geweigerd de appeldagvaarding te verstrekken aan de advocaat van Klager (Holding B.V.) en hij heeft het gerechtshof gevraagd geen gehoor te geven aan het verzoek van die advocaat om toezending van een afschrift van de appeldagvaarding) heeft de raad het volgende overwogen:

5.7 Klager (Holding B.V. heeft gesteld dat met verweerder was afgesproken dat exploten op het kantooradres van de advocaat van Klager (Holding B.V.) zouden worden betekend. Omdat deze afspraak niet blijkt uit de stukken is niet komen vast komen te staan dat deze afspraak is gemaakt. Wel staat vast dat een drietal eerdere dagvaardingen zijn betekend op het kantooradres van die advocaat en dat verweerder de daarna uitgebrachte appeldagvaarding heeft laten betekenen op het adres van de vastgoed B.V., op welk adres ook het wokrestaurant is gevestigd. Verweerder stelt dat hij dit heeft gedaan omdat Z. twijfelde aan de procesvolmacht van Klager (Holding B.V.) aangezien Klager veelal in het buitenland verblijft en hij op geen enkele zitting aanwezig was.

Verweerder heeft de appeldagvaarding weliswaar mogen laten betekenen op het adres van de vastgoed B.V. maar hij had  ingevolge gedragsregel 17 dienen te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen en daarom direct na ontvangst van de betekende dagvaarding aan de advocaat van Klager (Holding B.V.), een kopie daarvan dienen te sturen, Die verplichting rustte op hem op de grond dat die advocaat in de eerste aanleg van het huurgeding als de advocaat van de vastgoed B.V. was opgetreden en op grond van de onenigheid tussen de beide bestuurders van de vastgoed B.V. omtrent de (wijze van) vertegenwoordiging van die B.V. Door die toezending pas na interventie van de waarnemend deken te doen, heeft verweerder daarom niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Dat oordeel geldt ook de omstandigheid dat verweerder zich in strijd met zijn voormelde plicht in zijn brief van 24 januari 2013 aan het gerechtshof heeft verzet tegen het verzoek tot afgifte van een afschrift van de appeldagvaarding. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.

5.4.2 Naast het in deze overweging genoemde feit dat verweerder de appeldagvaarding heeft laten betekenen aan het adres waar ook M (de appellant zelf) was gevestigd, staat ook vast dat aan dat adres geen andere vertegenwoordiger of werknemer van de (gedagvaarde) vastgoed BV werkzaam was dan Z., die ook enig directeur en enig aandeelhouder was van M. Daardoor was in hoge mate onwaarschijnlijk dat de dagvaarding Klager zou bereiken. Dit versterkt het oordeel van de raad dat verweerder direct na ontvangst van de betekende dagvaarding – spontaan – een kopie daarvan had moeten sturen aan de advocaat die in eerste aanleg voor de vastgoed BV was opgetreden, en dat zeer zeker had moeten doen toen deze daarom vroeg.

 Anders dan de raad baseert het hof deze verplichting niet op gedragsregel 17 (onderlinge welwillendheid tussen advocaten) maar op de verplichting van een advocaat om rekening te houden met gerechtvaardigde belangen van de wederpartij (in dit geval: Klager), waartoe stellig het belang van de wederpartij behoort om daadwerkelijk en tijdig kennis te krijgen van een tot haar gerichte dagvaarding.

 De verplichting van verweerder om (in het onderhavige geval, vanwege de vermelde wijze van betekening) een kopie van de betekende appeldagvaarding te sturen aan de advocaat die de gedagvaarde vastgoed BV in eerste aanleg had bijgestaan gold ongeacht de vraag of die advocaat op dat moment nog over een procesvolmacht van Klager beschikte. Die vraag is immers ook irrelevant in het stelsel van artikel 63 lid 1 Rv, dat  als volgt luidt:

“Een exploot waarbij (…) hoger beroep (….) wordt ingesteld, kan ook worden gedaan aan het kantoor van de advocaat bij wie degene voor wie het exploot is bestemd, laatstelijk ter zake woonplaats heeft gekozen (…). Deze advocaat (….) bevordert dat het exploot degene voor wie het is bestemd, tijdig bereikt [cursivering hof].”

Reeds op deze grond faalt het beroep van verweerder op het arrest van de Hoge Raad van 26 september 2008, NJ 2008/523.

Verweerders grief ter zake van onderdeel 7 stuit af op het voorgaande.

5.5.1 Omtrent klachtonderdeel 8 (het verzet van verweerder tegen het optreden van mrs. G en S als advocaat van KLAAGSTERVastgoed BV)  heeft de raad het volgende overwogen:

5.9 Verweerder wist dat het huurgeding was aangespannen door Klager (Holding) als bevoegd bestuurder van de vastgoed B.V., daarbij bijgestaan door (het kantoor van) mr G. en S. Ook traden mr G. en S. in andere procedures (ondermeer in het kort geding dat op 14 januari 2013 voor de voorzieningenrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad werd gevoerd) op dezelfde voet namens Klager (Holding)  op. Verweerder erkent dat ook (zie zijn brief aan de Deken van 3 december 2012, pag 3). De klacht tegen verweerders verzet berust op dezelfde grond als de klachtonderdelen 3 en 4. Nu die klachtonderdelen onder 5.4 gegrond zijn geoordeeld, moet hier op gelijke voet het oordeel zijn dat het verweerder niet vrij stond om zich (buiten het interne verband van de vastgoed B.V. en zonder de hiervoor omschreven daartoe geëeigende wegen te bewandelen) te verzetten tegen het optreden van mrs. G. en S. als advocaat van de vastgoed B.V. Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

5.5.2 Aanhakend bij de verwijzing door de raad naar diens oordeel omtrent de onderdelen 3 en 4 verwijst verweerder naar zijn grieven tegen de gegrondverklaring van die onderdelen. Op zijn beurt verwijzend naar zijn verwerping van die grieven, verenigt het hof zich met de gegrondverklaring van onderdeel 8 door de raad.

5.6.1 De raad heeft de maatregel van berisping opgelegd, en daartoe het volgende overwogen:

6.1 Enerzijds is verweerder niet eerder door de tuchtrechter veroordeeld. Anderzijds heeft verweerder herhaaldelijk in strijd met het beginsel van fair play gehandeld van welk handelen verweerder zich had dienen te onthouden, ook al werd de strijd op het scherpst van de snede gevoerd. Voorts heeft verweerder er geen blijk van gegeven de onjuistheid van zijn handelen in te zien. Daarom is de raad van oordeel dat na te noemen maatregel aan verweerder dient te worden opgelegd.

5.6.2 Verweerder grieft uitsluitend tegen de passage dat hij geen blijk gegeven heeft de onjuistheid van zijn handelen in te zien. Deze grief kan hem niet baten, omdat het hof de opgelegde berisping alleen al gerechtvaardigd acht door de onbestreden vaststelling van de raad dat verweerder herhaaldelijk in strijd met het beginsel van fair play heeft gehandeld, met welke kwalificatie het hof zich geheel en al verenigt.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 23 september 2013, onder nummer 13-37 en 13-79, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, G.J. Niezink en M.L. Weerkamp, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2014.