ECLI:NL:TAHVD:2013:52 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6292

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2013:52
Datum uitspraak: 18-01-2013
Datum publicatie: 09-01-2014
Zaaknummer(s): 6292
Onderwerp:
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
  • EVRM, subonderwerp: Art 6
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Geen appel mogelijk van beslissing raad op wrakingsverzoek. Raad is niet buiten toepassing wrakingsbepalingen getreden. Geen sprake van schending fundamentele rechtsbeginselen.

Beslissing van 18 januari 2013

in de zaak 6292

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verzoeker

tegen:

mr. A.F.L. Geerdes

mr. W.P. Brussaard

mr. T. Hordijk

mr. L.Ph.J. baron van Utenhove

mr. E.J. van Wilk

leden van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage

verweerders

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 12 december 2011, onder nummer R.3559/10.189, aan partijen toegezonden op 15 december 2011, waarbij naar aanleiding van een verzoek van verzoeker tot wraking van mrs. Geerdes, Brussaard, Hordijk, Baron van Utenhove en Van der Wilk buiten behandeling is gesteld en het verzoek tot wraking van mrs. Beelaerts van Blokland, Kamminga, Nuiten, Schipper en De Weerdt is aangehouden tot 16 januari 2012 te 16.40 uur.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verzoeker van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 28 december 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerders;

- een fax van verzoeker aan het hof van 13 november 2012.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 16 november 2012, waar verzoeker is verschenen.

3 ONTVANKELIJKHEID

3.1 Het hof stelt voorop dat het door de raad buiten behandeling stellen van het verzoek tot wraking van verzoeker gelijk dient te worden gesteld met een afwijzende beslissing op het wrakingsverzoek. Artikel 47 lid 2 van de Advocatenwet bepaalt dat  de artikelen 512 tot en met 519 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing zijn ten aanzien van de leden van de raden van discipline. Ingevolgde het bepaalde in artikel 515 lid 5 staat tegen een beslissing naar aanleiding van een wrakingverzoek geen rechtsmiddel open. Dit betekent dat de wet appellant niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing zodat hij niet in het door hem ingestelde hoger beroep kan worden ontvangen.

3.2 Verzoeker heeft aangevoerd dat in de onderhavige zaak aanleiding bestaat voor doorbreking van het rechtsmiddelenverbod. Het hof stelt voorop dat slechts dan sprake kan zijn van een uitzondering op de regel dat geen hogere voorziening is toegelaten tegen een beslissing op een wrakingverzoek, indien de rechter de regeling met betrekking tot de wraking ten onrechte niet heeft toegepast of buiten het toepassingsgebied daarvan is getreden, dan wel zodanig essentiële vormen niet in acht heeft genomen dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van het wrakingsverzoek niet kan worden gesproken.  Voor de beoordeling hiervan geldt het navolgende.

3.3 Verzoeker heeft de door de raad aangestelde wrakingskamer, die zijn eerste wrakingsverzoek zou behandelen, gewraakt. De raad heeft geoordeeld dat “een dergelijke gang van zaken evident in strijd komt met de goede procesorde  Op grond hiervan heeft de raad het verzoek buiten behandeling gesteld. Verzoeker stelt dat de door de raad in strijd is gehandeld met de beginselen van behoorlijk rechtspraak, en deze beslissing getuigt van een subjectieve beoordeling en vooringenomenheid en tot slot in strijd komt met het in artikel 6 EVRM vastgelegde recht op een onpartijdige en onafhankelijke rechter.

3.4 Her hof oordeelt evenwel dat hier geen sprake van is. Zoals ook de HR onder meer in van 13 juli 2012, LJN BX0922 heeft bepaald, kan sprake zijn van misbruik van omstandigheden die leiden tot de beslissing het verzoek tot wraking van de wrakingskamer niet-ontvankelijk te verklaren. Door te oordelen als de raad heeft gedaan is de raad derhalve niet buiten toepassing van de wrakingsbepalingen getreden, noch is sprake van schending van fundamentele rechtsbeginselen. Klager komt daarom niet het recht toe beroep in te stellen tegen de beslissing van de raad. Hij dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage van 12 december 2011 geven onder nummer R. 3559/10.189.

Aldus gewezen op 16 november 2012 door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.G. Vegter-Fieten, W.A.M. van Schendel en L. Ritzema, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2013.