ECLI:NL:TAHVD:2013:367 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6853

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2013:367
Datum uitspraak: 16-12-2013
Datum publicatie: 09-01-2014
Zaaknummer(s): 6853
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Schrapping
Inhoudsindicatie: Volmacht uit 2002 is geen grondslag voor het starten van een procedure in 2008 op naam van klager zonder klager hierover te informeren. Omdat de vordering verjaard was, was de procedure, evenals het ingestelde hoger beroep en de cassatie kansloos. Klager kreeg weet van de procedures toen hij voor de proceskosten werd aangesproken. Ernstig gebrek aan deskundigheid en aan zorg voor de cliënt. Schrapping.

Beslissing van 16 december 2013

in de zaak 6853

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 10 juni 2013, onder nummer ZWB 65-2013, aan partijen toegezonden op 11 juni 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerder voor wat betreft onderdeel 1 gegrond is verklaard, onderdeel 2 buiten behandeling is gelaten, onderdelen 3 en 4 ongegrond zijn verklaard en verweerder de maatregel van schrapping van het tableau is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder LJN YA4419

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 8 juli 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager;

- de brief van verweerder d.d. 8 oktober 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 25 oktober 2013, waar verweerder met raadsman en klager met raadsman zijn verschenen. Raadsman van verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog aan de orde, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

1. op naam van klager maar zonder – althans met gebruikmaking van een uit 2002 daterende – opdracht van klager, tussen 2008 en 2011 procedures in eerste aanleg, in hoger beroep en in cassatie heeft gevoerd, die op voorhand kansloos waren en waarin klager is  veroordeeld in de proceskosten;

Klager heeft het volgende ter toelichting naar voren gebracht:

3.2 op het moment dat verweerder de dagvaarding namens klager liet betekenen, was de vordering van klager verjaard. Verweerder had voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding geen stuitingshandeling verricht. Het was derhalve vanaf het begin een kansloze procedure. Klager is veroordeeld in de kosten van de procedure. Verweerder heeft klager niet op de hoogte gesteld van het vonnis van de rechtbank d.d. 17 december 2008.

3.3 Verweerder is zonder klager daarin te kennen in hoger beroep gedaan bij het gerechtshof en in cassatie bij de Hoge Raad. Ook deze procedures waren kansloos. Klager werd in beide procedures in de proceskosten veroordeeld.

3.4 Klager is op 19 september 2011 bekend geraakt met de gevoerde procedures, omdat de deurwaarder namens de Belastingdienst het vonnis en de arresten aan hem betekende tot  verhaal van de door klager verschuldigde proceskosten.

3.5 Klager heeft verweerder voor het laatst gesproken in 2002, terwijl de procedures zijn gestart in 2008. Verweerder heeft gehandeld buiten de door klager in 2002 aan verweerder verleende volmacht. De vordering was in 2008 reeds verjaard en verweerder heeft klager niet op de hoogte gebracht van welke procedure dan ook.

3.6 Verweerder heeft klager nimmer enige declaratie of urenspecificatie toegezonden.

4 FEITEN

4.1 Het volgende is komen vast te staan:

4.2 Verweerder heeft bij dagvaarding van 16 april 2008 een procedure bij de rechtbank Breda aanhangig gemaakt tegen de Ontvanger van de Rijksbelastingen strekkende tot betaling van een bedrag van € 56000,- uit hoofde van onrechtmatige daad. Klager trad in die dagvaarding op als eisende partij.

4.3 Bij vonnis van 17 december 2008 heeft de rechtbank klager niet-ontvankelijk verklaard omdat de vordering was verjaard. Klager werd daarbij veroordeeld in de proceskosten.

4.4 Op  8 januari 2009 heeft verweerder op naam van klager hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 30 maart 2010 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd met veroordeling van klager in de proceskosten. Het op naam van klager ingesteld cassatieberoep is verworpen bij arrest van 8 juli 2011, opnieuw met veroordeling van klager in de proceskosten. Bij exploot van 19 september 2011 is klager bevolen de proceskosten totaal € 10.742,34 te voldoen.

4.5 Verweerder heeft klager nimmer geïnformeerd over deze procedures.

5 BEOORDELING

5.1 Verweerder voert ook in hoger beroep aan dat zijn handelwijze was gegrond op een volmacht die klager hem in 2002 had verstrekt en welke volmacht klager tijdens een contact in 2007  in de gevangenis in Grave zou hebben gehandhaafd. Tevens heeft klager zich er op beroepen te hebben gehandeld in opdracht van een derde, de heer X., die hem had medegedeeld dat hij (de heer X) een vordering had op klager en dat klager ook aan hem een volmacht zou hebben gegeven om namens hem tegen de belastingdienst op te treden.

5.2 Het hof is met de raad van oordeel dat _ wat er zij van de geldigheid van de volmacht uit 2002 en de bevestiging daarvan in 2007 (welke bevestiging door klager is ontkend en door verweerder niet is onderbouwd) - deze volmacht geen grondslag kan vormen voor het op naam van klager in 2008, 2009 en 2010 starten van gerechtelijke  procedures zonder klager hierover te informeren. Dit klemt te meer nu het oogmerk van verweerder kennelijk was deze gelden ten behoeve van de heer X te incasseren. Het hof wijst erop dat verweerder ook in hoger beroep geen bewijs van het bestaan van een volmacht, van klager aan de heer X,  heeft overgelegd.

5.3 Ook het tweede onderdeel van deze klacht – het voeren van kansloze procedures en de proceskosten daaruit voor rekening van klager laten -  acht het hof gegrond.     Zelfs al zou een poging in 2008 bij de rechtbank nog een (theoretische) kans van slagen hebben gehad dan gaf de uitslag daarvan geen enkele aanleiding voor hoger beroep en vervolgens cassatie. Het voeren van deze kansloze procedures waarvan niet eens is gesteld of gebleken dat de cliënt daartoe opdracht heeft gegeven, geeft  blijk van een ernstig gebrek aan  deskundigheid en een ernstig gebrek in de zorg   die  een advocaat in de zorg voor zijn cliënt  behoort te betrachten. In samenhang bezien met hetgeen hiervoor onder 5.2 is overwogen, is het opleggen van een zeer zware  maatregel gerechtvaardigd. Verweerder heeft ten deze in verregaande mate gehandeld in strijd met de norm van artikel 46 Advocatenwet

5.4 Voorts speelt bij de bepaling van de op te leggen maatregel een rol  dat de huidige klacht niet op zichzelf staat.  In twee andere klachtzaken waarin het hof gelijktijdig  uitspraak doet, heeft het hof eveneens geoordeeld dat geoordeeld dat verweerder in verregaande mate heeft gehandeld in strijd met de normen van artikel 46 Advocatenwet. Daarnaast neemt het hof in aanmerking dat verweerder al eerder meerdere malen tuchtrechtelijk is veroordeeld.

5.5 Op grond van dit alles onderschrijft het hof het oordeel van de raad dat het niet verantwoord is dat verweerder de praktijk als advocaat  nog langer uitoefent. De beslissing van de raad zal daarom ook wat betreft de maatregel worden bekrachtigd. Hetzelfde geldt voor de beslissing tot openbaarmaking, met betrekking waartoe ook het hof van oordeel is dat het maatschappelijk belang dit vordert.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline  te ’s-Hertogenbosch van 10 juni 2013  gewezen onder nummer ZWB-2013.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. L. Ritzema, G.W.S. de Groot, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en G.J.L.F. Schakenraad , leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A.H. Holm-Robaard, griffier, en in het openbaar uitgesproken op   16 december 2013.