ECLI:NL:TAHVD:2013:364 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6759

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2013:364
Datum uitspraak: 16-12-2013
Datum publicatie: 09-01-2014
Zaaknummer(s): 6759
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van voormalig cliënt over onjuiste urenspecificatie die dient voor de verdeling van toevoegingsvergoeding niet-ontvankelijk, omdat klager niet in zijn belang wordt getroffen.

Beslissing van 16 december 2013

in de zaak 6759

naar aanleiding van het wederzijds beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 8 april 2013, onder nummer 12-208A, aan partijen toegezonden op 8 april 2013, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder de klachtonderdelen a en b ongegrond zijn verklaard, klachtonderdeel c gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 11 april 2013 ter griffie van het hof ontvangen. De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 1 mei 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager en verweerder;

- e-mail bericht van klager aan het hof van 28 mei 2013;

- de brief van verweerder aan het hof van 29 mei 2013;

- e-mail bericht van klager aan het hof van 1 juni 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 oktober 2013, waar klager, samen met zijn partner, en verweerder zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)  Hij het gesprek op 19 december 2011 ten onrechte heeft aangemerkt als een adviesgesprek;

b) Hij zonder diens instemming een toevoeging voor klager heeft aangevraagd en verkregen van de Raad voor Rechtsbijstand;

c) Hij een onjuiste urenspecificatie heeft overgelegd.

4 FEITEN

4.1 Op 19 december 2011 is klager bij verweerder op kantoor geweest en is gesproken over het juridisch probleem waar klager zich mee geconfronteerd zag, te weten een huuropzegging wegens dringend eigen gebruik door de verhuurster.  Bij dat gesprek heeft verweerder stukken gekopieerd. Op 22 december 2011 heeft verweerder het besprokene schriftelijk bevestigd. Bij brief van 29 december 2011 heeft klager tegen deze bevestiging geprotesteerd, met de strekking  dat hij verweerder geen opdracht had verstrekt.

4.2 Verweerder had in zijn brief van 22 december meegedeeld een toevoeging te zullen aanvragen. Op het verzoek van klager van 29 december 2011 om de aanvraag niet door te zetten heeft verweerder afwijzend gereageerd, maar wel aangekondigd niets aan klager  in rekening te zullen brengen, tenzij deze zelf aangeeft de hulp van verweerder nodig te hebben.

4.3 De Raad voor de Rechtsbijstand heeft bij beslissing van 27 januari 2013 een toevoeging toegekend. Bij brief van 16 februari 2012 heeft zich een opvolgend advocaat tot verweerder gewend. Verweerder heeft de stukken en de toevoeging aan de opvolgend advocaat overgedragen.

4.4 Op de urenspecificatie van verweerder staan uren vermeld over de periode 14 december 2011 tot en met 17 februari 2012. Het totaal sluit op 2.82 uren. Bij brief van 4 februari 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

5 BEOORDELING

5.1 Zoals de raad in de overwegingen 4.1 tot en met 4.4 heeft overwogen is niet vast te stellen dat verweerder onbetamelijk heeft gehandeld door uit de eerste bespreking op de maken dat hem een opdracht was verstrekt. Toen klager reageerde op de bevestiging van het gesprek werd verweerder de verhouding tussen partijen in ieder geval duidelijk. Net als de raad acht het hof het in tuchtrechtelijke zin niet onjuist dat verweerder de toevoegingsaanvraag niet heeft ingetrokken. Dit geldt temeer nu verweerder in de brief van 29 december 2011 de aan het slot van 4.2 omschreven aankondiging heeft gedaan. Het hof volgt de beoordeling van de raad op de klachtonderdelen a en b. De beslissing van de raad dient in zoverre te worden bekrachtigd.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel c heeft verweerder  als meest verstrekkende grief aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat klager niet in zijn belang wordt getroffen. Deze grief slaagt. Het klachtrecht komt alleen diegene toe die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Het hof is met verweerder van oordeel dat klager niet in zijn belang wordt getroffen door de inhoud van de urenspecificatie, die dient als uitgangspunt voor de verdeling van de toevoegingsvergoeding voor de werkzaamheden van verweerder en de opvolgend advocaat en niet als basis voor een declaratie aan een rechtzoekende aan wie een toevoeging is verstrekt.

5.3 Omdat deze grief van verweerder slaagt, dient de beslissing van de raad op klachtonderdeel c te worden vernietigd en dient klager alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 8 april 2013, gewezen onder nummer 12-208A, voor zover de raad klachtonderdeel c gegrond heeft verklaard en aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing heeft opgelegd;

en, opnieuw rechtdoende:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in klachtonderdeel c;

- en bekrachtigt de beslissing voor het overige.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann,

H. van Loo, R. Verkijk en I.E.M. Sutorius, leden, in tegenwoordigheid van

mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2013.