ECLI:NL:TAHVD:2013:343 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6731
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2013:343 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-12-2013 |
Datum publicatie: | 31-12-2013 |
Zaaknummer(s): | 6731 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Berisping |
Inhoudsindicatie: | Bekrachtiging gegrondverklaring met berisping en uitspraak ex artikel 48 lid 7 Advocatenwet. Verweerder heeft nagelaten klager schriftelijk en voor ondertekening convenant te wijzen op vergaande consequenties van niet-wijzigingsbeding. De gevolgen daarvan komen voor zijn risico. |
Beslissing van 9 december 2013
in de zaak 6731
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klager
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 12 februari 2013, onder nummers 12-194H en
12-285H, aan partijen toegezonden op 12 februari 2013, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder klachtonderdeel a ongegrond is verklaard en de onderdelen b en c gegrond. Voorts heeft de raad verklaard dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. Aan verweerder is de maatregel van berisping opgelegd.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA3768.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 11 maart 2013 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klager;
- de brief van verweerder van 7 oktober 2013 met bijlage;
- de fax van de gemachtigde van klager van 11 oktober 2013.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 11 oktober 2013, waar verweerder en klager, laatstgenoemde bijgestaan door mr. X., zijn verschenen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
In de zaak 12-194H:
a) (…..)
b) een niet-wijzigingsbeding in het echtscheidingsconvenant heeft opgenomen zonder klager te attenderen op de eventuele gevolgen hiervan;
in de zaak 12-285H:
c) in strijd heeft gehandeld met zijn geheimhoudingsplicht.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Verweerder is voor klager opgetreden in een echtscheidingsprocedure. Zijn (toenmalige) echtgenote liet zich niet bijstaan door een advocaat en correspondeerde met klager. Op 14 oktober 2009 heeft verweerder de echtgenote een brief gezonden met als bijlage een zogenaamde draagkrachtberekening. Vóór verzending heeft verweerder deze brief niet eerst in concept aan klager gezonden.
4.2 Op 15 oktober 2009 zond de echtgenote een mail aan het secretariaat van verweerder waarin zij meedeelt dat zij met klager heeft gesproken en met hem onder meer een bepaald bedrag aan partneralimentatie is overeengekomen en dat zij geen verhogingen van alimentatie zal aanvragen. Aan het slot van de mail deelt zij mee dat zij graag het echtscheidingsconvenant zo spoedig mogelijk ontvangt om zo de echtscheidingsprocedure verder vlot te laten verlopen.
4.3 In het echtscheidingsconvenant dat vervolgens door een juridisch medewerker van verweerder aan klager is gezonden is in artikel 1.1 het overeengekomen bedrag aan partneralimentatie opgenomen. In artikel 1.2 is opgenomen: “Het hiervoor in artikel 1.1. bepaalde kan niet bij rechterlijke uitspraak worden gewijzigd op grond van een wijziging van omstandigheden, behoudens in het geval van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden dat de partij die de wijziging verzoekt, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan het niet-wijzigingsbeding mag worden gehouden, zoals in artikel 1:159 lid 3 BW bepaald.”
4.4 Klager werd geconfronteerd met de negatieve uitwerking van vorenvermeld beding nadat hij in verband met afnemende inkomsten tot verlaging van de partneralimentatie wilde komen.
5 BEOORDELING
5.1 De raad heeft de klachtonderdelen b en c gegrond verklaard en aan verweerder de maatregel van berisping opgelegd, onder meer mede gelet op het tuchtrechtelijk verleden van verweerder. Voorts heeft de raad ambtshalve uitgesproken dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht, die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt, als bedoeld in artikel 48 lid 7 Advocatenwet. Verweerder heeft berust in de gegrondverklaring van klachtonderdeel c (zaaknummer 12-285H), alsmede in de zaak met nummer 12 194H op grond van artikel 48 lid 7 uitgesproken verklaring, nu tegen die uitspraak geen grief is gericht, zodat de gegrondverklaring van klachtonderdeel c alsmede de verklaring ex artikel 48 lid 7 vaststaan en in hoger beroep geen bespreking behoeven.
5.2 Klager stelt dat verweerder hem niet heeft gewezen op de vérstrekkende consequenties van het in het echtscheidingsconvenant opgenomen beding van niet wijziging. Dat hij met zijn toenmalige echtgenote is overeengekomen dat zij geen verhoging van alimentatie zou vragen, betekent niet automatisch dat hij geen verlaging zou kunnen vragen als zijn inkomsten als zelfstandige achteruit zouden lopen, aldus klager. Verweerder stelt dat hij weet wat hij wel en niet met klager heeft besproken en dat hij klager heel duidelijk heeft gezegd wat de beperkingen waren. Hij stelt dat er een ‘packagedeal’ gemaakt zou worden waarbij de echtgenote de zekerheid zou hebben voor alimentatie in de toekomst. Verweerder stelt dat klager wist dat zijn echtgenote een minimale financiële basis wilde hebben en dat dit loodrecht staat op de mogelijkheid om verlaging te vragen en dat de echtgenote andere verdeelposten liet zitten omdat zij deze garantie kreeg. Voorts stelt verweerder dat partijen hier ook zelf over gesproken hebben en dat klager dus ook door zijn toenmalige echtgenote op de consequenties van het beding is gewezen.
5.3 De grief van verweerder faalt. Volgens vaste rechtspraak van dit hof dient een advocaat zijn cliënt schriftelijk belangrijke informatie, feiten en afspraken te bevestigen. Vaststaat dat verweerder klager niet schriftelijk heeft geïnformeerd over en gewezen heeft op de vérstrekkende gevolgen die voor klager aan de ondertekening van het beding van niet-wijziging waren verbonden. De gevolgen daarvan komen voor zijn risico. Voor een advocaat die zich bezig houdt met het familierecht en het concipiëren van echtscheidingsconvenanten hoort het bij de professionele standaard cliënten voorafgaand aan de ondertekening van een echtscheidingsconvenant waarin vervat een beding van niet-wijziging, schriftelijk te wijzen op het feit dat de rechter slechts in zeer beperkte en uitzonderlijke omstandigheden een dergelijk beding buiten toepassing laat.
5.4 De bestreden beslissing, voor zover aan hoger beroep onderworpen, zal dan ook worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 12 februari 2013 met nummers 12-194H en 12-285H voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, A.D.R.M. Boumans, E. Schutte en G.J.S. Bouwens, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2013.