ECLI:NL:TAHVD:2013:245 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6643

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2013:245
Datum uitspraak: 30-09-2013
Datum publicatie: 18-12-2013
Zaaknummer(s): 6643
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp:
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Inschrijving als advocaat bij de Hoge Raad ex art. 9 j Adv. wet terecht geweigerd, nu verzoeker niet is ingeschreven op het tableau van de Nederlandse Orde van Advocaten, maar als advocaat op Bonaire.

Beslissing van 30 september 2013

in de zaak 6643

naar aanleiding van het beroep van:

wonende te Kralendijk, Bonaire, Caribisch Nederland

appellant

tegen:

secretaris

1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 9J LID 7 ADVOCATENWET

1.1 In een beroepschrift, door de griffie van het hof op 19 december 2012 ontvangen, heeft appellant beroep ingesteld tegen de beschikking van A. van 12 december 2012, waarbij is afgewezen zijn verzoek tot (voorlopige) inschrijving als “advocaat bij de Hoge Raad”.

1.2 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 augustus 2013, waar mr. B. namens A. is verschenen. Mr. B. heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

2 FEITEN

2.1 Het volgende is komen vast te staan:

Nadat appellant zich bij brief van 17 juli 2012 tot A. had gewend met het verzoek om inlichtingen over de mogelijkheid als cassatieadvocaat bij de Hoge Raad te worden ingeschreven en appellant bij brief van 31 juli 2012 was meegedeeld dat en waarom inschrijving niet mogelijk was, heeft appellant bij brief van 27 september 2012 (voorlopige) inschrijving als advocaat bij de Hoge Raad verzocht. Appellant beriep zich daarbij op het feit dat hij Nederlander is, dat Bonaire sinds 10 oktober 2010 een deel is van Nederland en dat hij, omdat hij advocaat is op Bonaire, vanaf deze datum advocaat is in Nederland en derhalve kan toegelaten worden als advocaat bij de Hoge Raad. Tevens heeft appellant zich beroepen op de wijziging van het bepaalde in art. 407 lid 3 Rv. (oud). Bij brief van 12 december 2012 heeft A. het verzoek van appellant afgewezen, verwijzend naar de inhoud van zijn brief van 31 juli 2012 en onder mededeling dat de advocatenwet niet op zijn verzoek van toepassing is en dat het feit dat hij Nederlander is daar niet aan afdoet. Bij brief van 19 december 2012 heeft appellant beroep ingesteld bij het hof strekkende tot gegrondverklaring daarvan met bepaling dat alsnog aan zijn verzoek tot inschrijving dient te worden voldaan.

3 BEOORDELING

3.1 De Wet versterking cassatierechtspraak is op 1 juli 2012 in werking getreden. Bij deze gelegenheid is onder meer artikel 9j Advocatenwet ingevoerd en is artikel 407 vierde lid Rv gewijzigd. Het beroep van appellant is op deze nieuwe wetgeving gebaseerd. Appellant stelt zich op het standpunt dat A. hem niet hetzelfde behandelt als andere advocaten in Nederland en dat het besluit tot afwijzing van zijn verzoek is gebaseerd op een onjuiste interpretatie van artikel 8 Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen. Voor de beoordeling is het volgende van belang.

a. Appellant is advocaat op Bonaire en volgens artikel 2 lid 5 van de Advocatenlandsverordening 1959 bevoegd om in de Nederlandse Antillen het beroep van advocaat uit te oefenen.

b. De Wet versterking cassatierechtspraak is ingevoerd teneinde de kwaliteit van de cassatierechtspraak te versterken. Daartoe worden eisen van deskundigheid aan advocaten gesteld; de wetgever heeft aan de Nederlandse Orde van Advocaten opgedragen om dienaangaande bij verordening regels op te stellen , die gelden voor alle in Nederland ingeschreven advocaten. In verband hiermee is onder meer artikel 9j Advocatenwet ingevoerd, welk artikel bepaalt op welke wijze en onder welke voorwaarden advocaten een (voorlopige) aantekening op het tableau van hun inschrijving bij de Hoge Raad kunnen verkrijgen. Blijkens artikel 1 lid 1 Advocatenwet betreft dit advocaten, die zijn ingeschreven op het tableau van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Appellant is niet ingeschreven op het tableau van de Nederlandse orde van advocaten, maar wel ingeschreven als advocaat op Bonaire.

3.2 Appellant stelt dat A. in strijd met het discriminatieverbod uit artikel 1 Grondwet handelt door inschrijving te weigeren. Het hof is van oordeel dat geen sprake is van gelijke gevallen nu appellant niet op het tableau van de Nederlandse Orde van Advocaten staat ingeschreven en hij derhalve niet aan de vereisten voor toepassing van artikel 9j Advocatenwet voldoet. Dat appellant Nederlander is maakt dit niet anders. Het is niet aan het hof om het verschil in behandeling tussen binnen het Koninkrijk gevestigde advocaten van Nederlandse nationaliteit op grond van de hiervoor besproken nieuwe wettelijke bepalingen te beoordelen.

3.3 Appellant beroept zich tevens op artikel 407 vierde lid Rv. Dit beroep kan hem niet baten nu deze bepaling met zich brengt dat appellant, als hij een cassatieadvocaat wenst in te schakelen zich niet meer, zoals dat tot 1 juli 2012 wel het geval was, dient te wenden tot een advocaat die gevestigd is in het arrondissement Den Haag, maar zich kan wenden tot een advocaat die op het tableau van de Nederlandse Orde van Advocaten staat ingeschreven en tevens beschikt over de aantekening als bedoeld in artikel 9j Advocatenwet.

3.4 Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep van klager faalt. Zijn beroep dient ongegrond te worden verklaard.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beroep van appellant tegen de beslissing van A. van 12 december 2012 ongegrond.

De beslissing is verzonden op 30 september 2013.