ECLI:NL:TAHVD:2013:226 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6560

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2013:226
Datum uitspraak: 06-09-2013
Datum publicatie: 05-01-2014
Zaaknummer(s): 6560
Onderwerp:
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Herziening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager ex art. 56 lid 1 Adv. wet niet-ontvankelijk in hoger beroep, omdat dit slechts is gericht tegen het gegrond verklaarde deel van de klacht. Verweerder niet-ontvankelijk in hoger beroep, omdat dit na de beroepstermijn van 30 dagen is ingediend.

Beslissing van 6 september 2013

in de zaak 6560

naar aanleiding van het wederzijds beroep van:

wonende te Zoetermeer

klager

tegen:

advocaat te Bleiswijk

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 27 augustus 2012, onder nummer R.3884/12.18, aan partijen toegezonden op 28 augustus 2012, waarbij een het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter  gegrond is verklaard, de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard, de klacht voor het overige ongegrond is verklaard en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 24 september 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- schrijven van klager aan het hof d.d. 16 juni 2013;

- de antwoordmemorie van verweerder, ter griffie van het hof ontvangen op 28 juni 2013, tevens houdende (zo begrijpt het hof uit de eerste zin; Voor zover nodig geef ik aan niet te berusten in de beslissing van de Raad van Discipline van 27 augustus 2012) incidenteel appel.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 5 juli 2013, waar klager en verweerder zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klagers verwijten verweerder meer in het bijzonder dat hij nimmer heeft gereageerd op de correspondentie van klagers. Klagers hebben gesteld dat verweerder bekend was met het correspondentieadres van klagers, zodat de dagvaarding naar dat adres gestuurd had moeten worden; de dagvaarding had niet openbaar bekend mogen worden met publicatie in het Parool. Overigens had verweerder bekend kunnen zijn met hun toenmalige woonplaats XXXX, omdat deze in hun brief van 25 september 2007 wordt vermeld. Indien de dagvaarding op het correcte adres in YYYY zou zijn uitgebracht, hadden klagers verweer kunnen voeren en was er geen verstekvonnis en geen loonbeslag geweest. Het ingehouden loonbeslag ad € AAAA is naar de mening van klagers uitsluitend het gevolg van een administratieve blunder van verweerder.

3.3 De gronden van het verzet hielden, zakelijk weergegeven, in dat het op de weg van verweerder had gelegen om meer moeite te doen om klagers op de hoogte te stellen van de uit te brengen dagvaarding aangezien er openbaar gedagvaard diende te worden. Klager verwijst naar de stukken overgelegd in eerste instantie.

4 BEOORDELING

4.1 De raad heeft de klacht deels gegrond en deels ongegrond verklaard. De grieven van klager richten zich niet tegen de beslissing van de raad voor zover de raad de klacht ongegrond heeft verklaard. Bij de mondelinge behandeling van het beroep heeft klager desgevraagd bevestigd dat hij geen beroep heeft ingesteld tegen het ongegrond verklaard klachtonderdeel.

4.2 Volgens het bepaalde in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet kan de klager, die de klacht hoger beroep instellen indien zijn klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard.

4.3 Omdat klager slecht in beroep komt tegen de beslissing van de raad voor zover de klacht deels gegrond is verklaard (met als doel schade vergoed te krijgen), is klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

4.4 In zijn antwoordmemorie van 28 juni 2013 stelt verweerder incidenteel beroep in. Verweerder is hierin niet-ontvankelijk, omdat artikel 56 Advocatenwet slechts de bepaling kent dat een beroep binnen 30 dagen na verzending van de beslissing door de raad voorzien van gronden bij het hof met zijn ingediend. Het incidenteel beroep van klager is na deze termijn door de griffier van het hof ontvangen.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klager en verweerder niet-ontvankelijk in hun beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage van 27 augustus 2012.

De beslissing is verzonden op 6 september 2013.