ECLI:NL:TAHVD:2013:172 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6726

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2013:172
Datum uitspraak: 15-07-2013
Datum publicatie: 22-09-2013
Zaaknummer(s): 6726
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Appel te laat ingediend. In voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk verklaard. Verzet ongegrond.

Beslissing van 15 juli 2013

in de zaak 6726

naar aanleiding van het verzet van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 21 januari 2013, onder nummer 12/188, aan partijen toegezonden op 23 januari 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 25 februari 2013 ontvangen ter griffie van de raad, en – na doorzending door die griffie – op 1 maart 2013 ter griffie van het hof.

2.2 Bij beslissing van 19 maart 2013, op diezelfde datum aan partijen toegezonden, heeft de voorzitter van het hof het hoger beroep afgewezen op de grond dat het na afloop van de appeltermijn is ingekomen, zelfs indien wordt uitgegaan van de datum waarop de appelmemorie is ingekomen ter griffie van de raad.

2.3 Bij brief van 28 maart 2013, ter griffie van het hof ingekomen op 2 april 2013, heeft klager verzet gedaan tegen de voorzittersbeslissing.

2.4 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 24 mei 2013, waar verweerder is verschenen. Verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota. Klager heeft laten weten verhinderd te zijn.

3 BEOORDELING VAN HET VERZET

3.1 Klager stelt in de eerste plaats dat hem na ontvangst van de beslissing van de raad duidelijk werd dat hij voor de beoordeling van die beslissing nog aanvullende documentatie van de raad nodig had, die hij pas op 8 februari 2013 heeft ontvangen, zodat zijn termijn om te reageren in feite maar 12 dagen is geworden in plaats van 30 dagen.

Klager vervolgt dat hij in die 12 dagen ook andere zaken te doen had. Het hof trekt daaruit de ook overigens voor de hand liggende conclusie dat die 12 dagen op zichzelf voldoende waren voor tijdige indiening van een appelmemorie. Dat klager achteraf bezien te veel tijd heeft besteed aan andere zaken en te weinig aan de onderhavige, komt voor zijn risico.

3.2 Klager stelt in de tweede plaats dat hij zijn (op 21 februari 2013 gedateerde) appelmemorie niet tijdig (te weten uiterlijk op 22 februari 2013) heeft kunnen indienen omdat hij technische problemen ondervond bij het zevenvoudig uitprinten van dit 385 pagina’s tellende document. Ook dat (inclusief de keus voor het opstellen van een zo omvangrijke appelmemorie) is een omstandigheid die voor klagers risico komt.

3.3 In de derde en laatste plaats stelt klager dat hij op maandag 25 februari 2013 telefonisch contact heeft genomen met de griffie van de raad, om te vragen waar hij het beste zijn beroepschrift kon bezorgen, in Prinsenbeek of in Arnhem. Naar zijn zeggen kreeg hij te horen dat hij het beroepschrift bij de receptie bij de raad kon afgeven, wat hij die ochtend nog heeft gedaan. ‘Samengevat, ik heb het beroepschrift bezorgd waar mij gevraagd werd door mevrouw de griffier’, aldus klager.

Nog daargelaten dat in de gestelde uitlating van de griffier van de raad niet besloten ligt dat volgens deze griffier een op 25 februari 2013 in Arnhem ingediend beroepschrift (mede) als tijdig ingediend zou worden aangemerkt, nu de gestelde uitlating volgens klager is gedaan op 25 februari 2013, en daarmee – naar hem bekend was – na het verstrijken van de termijn, heeft hij aan die uitlating geen vertrouwen kunnen ontlenen dat indiening op 25 februari 2013 als tijdig aangemerkt zou worden.

3.4 De slotsom luidt dat het verzet ongegrond is.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van het hof van 19 maart 2013 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, M.A. Goslings, R. Verkijk en A.A.H. Zegers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Hendrix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2013.