ECLI:NL:TAHVD:2013:150 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6543

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2013:150
Datum uitspraak: 24-05-2013
Datum publicatie: 05-01-2014
Zaaknummer(s): 6543
Onderwerp:
  • Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 b Advocatenwet
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Anders
Inhoudsindicatie: Bekrachtiging uitspraak Raad schorsing ex art 60b Adv. wet

beslissing van 24 mei 2013

in de zaak 6543

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

De deken van de Orde van Advocaten in het

arrondissement Amsterdam

  de deken

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 23 juli 2012, onder nummer 12-077 A, gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA3042, aan partijen toegezonden op 23 juli 2012, waarbij naar aanleiding van het verzoek ex artikel 60ab Advocatenwet van de deken tegen verweerder, verweerder op de voet van artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang is geschorst in de uitoefening van de praktijk als advocaat, het aan de rapporteur toekomende honorarium is vastgesteld op € 1.555,92 inclusief BTW, verweerder dit bedrag aan het kantoor van de rapporteur dient te voldoen en is bepaald dat indien de Orde van Advocaten te Amsterdam deze kosten aan het kantoor van de rapporteur voldoet, zij gerechtigd is dit bedrag terug te vorderen van verweerder.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 22 augustus 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de brief van het hof aan verweerder van 4 december 2012;

- de brief van het hof aan klager van 4 december 2012.

        2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 25 maart 2013 waar verweerder en de deken zijn verschenen.

3 HET VERZOEK

De deken heeft in zijn verzoek aan de raad gesteld dat verweerder er blijkt van heeft

gegeven zijn praktijk niet behoorlijk te kunnen uitoefenen. De deken heeft de raad verzocht verweerder tenminste een voorwaardelijke schorsing op te leggen met daaraan gekoppeld de voorwaarden dat verweerder alsnog de vereiste opleidingspunten zal halen en zorg draagt voor een adequate waarnemingsregeling van zijn praktijk.

4 FEITEN

4.1 Het hof zal, nu daartegen niet is gegriefd, net als de raad uitgaan van de feiten zoals opgenomen in de beslissing van de voorzitter van de raad van 20 april 2012 weergegeven onder 3 van die beslissing en gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA2689. Verder gaat het hof uit van de navolgende feiten:

4.2 Bij brief van 3 mei 2012 heeft de rapporteur de voorzitter van de raad bericht dat hij niet de indruk heeft dat verweerder niet in staat is om de praktijk behoorlijk uit te oefenen. De rapporteur acht het wenselijk dat alsnog een waarnemingsregeling wordt georganiseerd en dat verweerder door inschrijving op cursussen er blijk van geeft op korte termijn te willen voldoen aan de vereisten van de beroepsopleiding. Ter zitting van de raad op 23 mei 2012 heeft de rapporteur aanvullend geconcludeerd dat het blijven monitoren van de praktijk van verweerder geboden is.

4.3 De bij de bestreden beslissing van de raad van 23 juli 2012 uitgesproken schorsing van verweerder in de uitoefening van de praktijk is op 5 november 2012 opgeheven.

5        BEOORDELING

5.1    De grief tegen de weigering van de raad om de mondelinge behandeling uit te stellen heeft verweerder ter zitting van het hof niet langer gehandhaafd, zodat die geen verdere bespreking behoeft.

5.2  Ter zitting van het hof heeft verweerder zijn overige grieven tegen de beslissing van de raad nader geduid in dier voege dat hij beoogd heeft te stellen dat de raad op basis van de toentertijd beschikbare gegevens niet tot schorsing van verweerder in de uitoefening van de praktijk had kunnen beslissen.

5.3 Het hof schaart zich achter de overwegingen van de raad. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen of gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. Het hof is dan ook van oordeel dat de raad op goede gronden op 23 juli 2013 de (inmiddels opgeheven) schorsing van verweerder in de uitoefening van de praktijk heeft uitgesproken. De uitspraak van de raad dient te worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 23 juli 2012, gewezen onder nummer 12-077 A.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A. Beker, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, P.T. Gründemann en G.J.L.F. Schakenraad, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2013.