ECLI:NL:TAHVD:2013:130 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6409

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2013:130
Datum uitspraak: 04-02-2013
Datum publicatie: 05-01-2014
Zaaknummer(s): 6409
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Bekrachtiging ongegrondverklaring klacht tegen advocaat wederpartij over dagvaarding.

beslissing van 4 februari 2013

in de zaak 6409

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 20 maart 2012, onder nummer 11-230H, aan partijen toegezonden op 20 maart 2012, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 17 april 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 10 december 2012, waar klaagster, samen met haar gemachtigde, en verweerder zijn verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, voor zover in beroep nog aan de orde,  in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) Hij klaagster rauwelijks heeft gedagvaard, door op 11 februari 2011 een dagvaarding uit te brengen; bovendien had klaagster toen reeds betaald;

b) (…), en

c) Hij niet heeft gereageerd op de brieven van klaagster en eerst op 22 februari 2011, na tussenkomst van de deken, tot intrekking van de dagvaarding is overgegaan.

4 FEITEN

 In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

5.1 De raad heeft in de overwegingen 5.1 tot en met 5.5 gemotiveerd uiteengezet dat de in deze procedure aangevoerde feiten de aangevoerde klachten niet onderbouwen. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere overwegingen en conclusies dan door de raad in zijn  beslissing weergegeven. Het hof neemt daarom deze beslissing over.

5.2 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 20 maart 2012, gewezen onder nummer 11-230H.

Aldus gewezen op 10 december 2012 door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. A. Beker, P.M.A. de Groot-van Dijken, J.G. Vegter-Fieten  en G.J.L.F. Schakenraad, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2013.