ECLI:NL:TAHVD:2012:YA4485 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6311

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2012:YA4485
Datum uitspraak: 02-11-2012
Datum publicatie: 16-06-2013
Zaaknummer(s): 6311
Onderwerp:
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Hof verstaat dat klager zijn klachten handhaaft. Op verweerder rust beroeplast van gemaakte afspraken, XXX hij deze niet (genoegzaam) vastlegde. KLager stemde in met gang van zaken door protest in vervolgcorrespondentie achterwege te laten. Ongegrond.

Beslissing                                    

van 2 november 2012

in de zaak 6311

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 21 december 2011, onder nummer 11-210A, aan partijen toegezonden op 21 december 2011, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 19 januari 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 27 augustus 2012, waar klager vergezeld van X. en verweerder zijn verschenen. De advocaat van klager heeft gepleit aan de hand van pleitaantekeningen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder:

a)    voorafgaand aan het kort geding de koopoptie heeft ingeroepen en de daardoor ontstane koopovereenkomst ook voorafgaand aan het kort geding weer heeft ontbonden, terwijl hij noch over het een noch over het ander voorafgaand overleg met klager heeft gehad, laat staan dat klager daarmee heeft ingestemd; alsmede dat klager eerst direct voor de aanvang van het kort geding daarover is geïnformeerd; en dat verweerder de in hoger beroep uitgebrachte dagvaarding op onjuiste gronden heeft gebaseerd;

b)    klager onder druk heeft gezet doordat hij klager heeft gevraagd om bij de rechter te verklaren, indien de rechter daarnaar zou vragen, dat er voldoende geld was om het pand te kopen, terwijl verweerder wist dat dit niet waar was;

c)    klager onvoldoende heeft geïnformeerd over de wijze waarop de zaak zou kunnen worden opgelost en dat overleg zeer laat was gepland, dat de pleitnota in hoger beroep niet voorafgaand aan de zitting aan klager is voorgelegd en dat in kort geding geen eis is reconventie is ingesteld.

Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm, zoals neergelegd in artikel 46 Advocatenwet, overschreden.

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Klager had een geschil met de eigenaar van een woonhuis dat klager op grond van een in september 2007 gesloten overeenkomst met die eigenaar in gebruik had.         Het geschil tussen die partijen bestond daarin dat volgens de eigenaar aan klager het woonhuis tegen een maandelijkse huurvergoeding van € 1.750,-- in gebruik was gegeven, ter bewoning door hemzelf en zijn gezin, dit vooruitlopend op de formalisering van een reeds gesloten koop door klager, in verband waarmee aan klager een koopoptie was verleend. Klager nam daarentegen het standpunt in dat hij tegen genoemde huurprijs het woonhuis in gebruik had, maar met een recht van koop (koopoptie) voor klager voor onbepaalde tijd.

4.2    Klager had zich medio januari 2008 tot verweerder gewend met het verzoek om (vooruitlopend op een naderend kort geding) namens hem beslag te leggen op het woonhuis. Verweerder heeft daarop bij brief van maandag 4 februari 2008 tegenover de eigenaar een beroep gedaan op de koopoptie. Op diezelfde datum heeft verweerder namens klager conservatoir beslag doen leggen.                                     Bij brief van 18 februari 2008 heeft verweerder namens klager de  ontbinding van de koopovereenkomst ingeroepen.

4.3    Nadat de eigenaar bij brief van 1 februari 2008 buitengerechtelijk de ontbinding van de koopovereenkomst had ingeroepen, heeft de eigenaar een vordering tegen klager, onder meer tot ontruiming van het woonhuis, ingesteld. Deze vordering is na een behandeling ter zitting op 26 februari 2008 bij kort geding vonnis van 6 maart 2008 toegewezen. In dit vonnis is als vaststaand aangenomen dat inmiddels zowel de eigenaar als klager de overeenkomst hadden ontbonden. De gevorderde ontruiming van klager werd toegewezen op de grond dat klager niet zelf de woning gebruikte maar  daarin mensen uit Polen liet wonen en voorts op de grond dat hij al enkele maanden de gebruiksvergoeding niet had betaald, terwijl geen aanleiding bestond voor een beroep van klager op verrekening wegens door hem beweerdelijk gemaakte onkosten voor bouwwerkzaamheden, volgens de rechter overigens zonder bouwvergunning verricht, te honoreren.

4.4    Namens klager is spoedappel aangetekend tegen dit vonnis. Na de memoriewisseling is op verzoek van verweerder gepleit. Klager was daar afwezig omdat hij vlak voor het pleidooi liet weten wegens ziekte verhinderd te zijn.

5    BEOORDELING

5.1    Vooropgesteld wordt dat klager in hoger beroep kennelijk wenst dat zijn klacht, zoals die in eerste aanleg is weergegeven, in volle omvang opnieuw wordt behandeld. Bij gebreke van een nadere specificatie van zijn bezwaren tegen de beslissing van de raad in de vorm van specifieke grieven wordt het ervoor gehouden dat hij blijft bij die klachtonderdelen. Aan deze onderdelen zal dus aandacht worden besteed. Voor zover klager in hoger beroep een nieuwe klacht over verweerder in relatie tot de gemeente Y.  beoordeeld wil zien  zal het hof daaraan voorbij gaan. Een klachtonderdeel kan niet voor het eerst in hoger beroep in behandeling worden genomen.

5.2    Omtrent het eerste klachtonderdeel (geen voorafgaand overleg over het inroepen van de koopoptie en de ontbinding van de koopovereenkomst, waarover volgens verweerder een afspraak was gemaakt) wordt het volgende overwogen. De raad heeft met juistheid tot uitgangspunt genomen dat de advocaat de met zijn cliënt gemaakte afspraak in beginsel schriftelijk dient te bevestigen indien die afspraak mogelijk van groot belang voor de cliënt is. Dit beginsel lijdt dan uitzondering indien tussen advocaat en cliënt (achteraf) geen verschil van mening over afspraak en inhoud bestaat. Indien in zodanig geval wel verschil van mening over een of het ander bestaat, is het aan de advocaat om de afspraak op andere wijze aannemelijk te maken.

5.3    In deze zaak betwist klager de gestelde afspraak en is het derhalve aan verweerder de afspraak aannemelijk te maken .  . Het hof acht verweerder hierin geslaagd. Van belang daarvoor is allereerst dat verweerder de koopoptie daadwerkelijk heeft ingeroepen (zie voormelde brief aan de eigenaar van 4 februari 2008) en dat hij die brief aan op 5 februari 2008 aan klager heeft toegezonden. ( “…Zoals u ziet heb ik de koopoptie alvast namens u ingeroepen….”). Dan volgt de brief van 18 februari 2008 aan de eigenaar , waarin de koop wordt ontbonden, welke op dezelfde dag “volgens afspraak met u” aan klager wordt toegezonden. Het bijgevoegde concept beslagrekest meldt het inroepen van de optie en de buitengerechtelijke ontbinding. Klager heeft nog op 18 maart 2008 per e-mail aan verweerder gevraagd om “niet nog  een extra 100.000 beslag” te leggen met de toevoeging “dus zal maar rond de 300.000 beslag leggen”. Dit vroeg hij toen verweerder liet weten dat het beslag strekte tot schadevergoeding in plaats van levering.

5.4    In hoger beroep heeft klager niet weersproken dat hij na de contacten met verweerder in februari 2008, eerst in augustus 2008 – toen hij de onderhavige klacht indiende – zijn bezwaren tegen klagers in zijn visie eigenmachtige optreden kenbaar heeft gemaakt. Voor deze lange tijdsspanne heeft hij geen, laat staan een aannemelijke, verklaring gegeven. Op grond daarvan moet het ervoor worden gehouden dat, zo al klager niet van het begin af aan instemde met de nu door hem gewraakte handelingen van verweerder, hij door te zwijgen na ontvangst van de brieven van 4, 5 en 18 februari 2008 en de gewisselde mails geacht moet worden daarmee alsnog te hebben ingestemd.  Hieraan voegt het hof toe  dat klager overigens niet heeft uitgelegd dat hij door het gewraakte handelen van verweerder in enig opzicht (financieel) benadeeld is. Klachtonderdeel a) is dus terecht ongegrond verklaard door de raad.

5.5    Voor de klachtonderdelen b) en c) wordt overwogen dat het onderzoek in hoger beroep niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.6     De slotsom is dat de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 21 december 2011, onder nummer 11-210A.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop, E.B. Knottnerus en H.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Stevens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2012.