ECLI:NL:TAHVD:2012:YA4410 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6280

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2012:YA4410
Datum uitspraak: 14-12-2012
Datum publicatie: 08-06-2013
Zaaknummer(s): 6280
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Hoger beroep niet mogelijk tegen gegrond verklaard deel van de klacht en tegen het niet opleggen van een maatregel.

Beslissing                                    

van 14 december 2012

in de zaak 6280

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Gravenhage (verder: de raad) van 5 december 2011, onder nummer R.3619/11.21, aan partijen toegezonden op 8 december 2011, waarbij de klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard voor zover deze betrekking heeft op het overleggen van de brief van mr. S. aan de rechtbank op 24 maart 2010. Voor het overige is de klacht ongegrond verklaard. Aan verweerder is geen maatregel opgelegd. 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 20 december 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 12 oktober 2012, waar verweerder samen met zijn gemachtigde is verschenen. Gemachtigde van verweerder heeft gepleit aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3    KLACHT

De klacht behelst dat verweerder herhaaldelijk in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 12 door:

de brief van mr. S. van 10 maart 2009 bij de behandeling van een faillissementsverzoek op 24 maart 2010 aan de rechtbank over te leggen, en door deze op 18 mei 2010, opnieuw, aan het gerechtshof over te leggen.

4    FEITEN

    In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Klager heeft twee grieven tegen de bestreden beslissing aangevoerd. De eerste grief richt zich tegen de gedeeltelijke gegrond verklaring van de klacht door de raad en het feit dat de raad aan verweerder geen maatregel heeft opgelegd. De tweede grief betreft de beslissing van de raad dat aan de hernieuwde overlegging van de brief van mr. S. op 18 mei 2010 aan het gerechtshof in tuchtrechtelijke zin geen zelfstandige betekenis toekomt.

5.2.    Ingevolge het bepaalde in artikel 56 lid 1 onder a Advocatenwet kan de klager van een beslissing van de raad in hoger beroep komen indien de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard. Dat betekent dat klager niet in hoger beroep kan komen voor zover de klacht deels gegrond is verklaard. Evenmin kan hij dat van de beslissing van de raad aan verweerder geen maatregel op te leggen. Klager zal dan ook in het in zijn eerste grief ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.

5.3     Het onderzoek in hoger beroep naar het door de raad ongegrond verklaarde gedeelte van de klacht heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De tweede grief van klager tegen de beslissing van de raad dient te worden verworpen. De beslissing van de raad op dit punt zal worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage van 5 december 2011, gewezen onder nummer R.3619/11.21 voor zover dit hoger beroep zich richt tegen het gegrond verklaarde gedeelte van de klacht en het feit dat door de raad aan verweerder geen maatregel is opgelegd;

-    bekrachtigt de beslissing van de raad voor zover het hoger beroep het ongegrond verklaarde onderdeel van de klacht betreft.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, H. van Loo, R. Verkijk en A.A.H. Zegers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2012.