ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3595 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6201

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3595
Datum uitspraak: 16-07-2012
Datum publicatie: 18-12-2012
Zaaknummer(s): 6201
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: De raad achtte klacht dat verweerder klaagster dwong akkoord te gaan met declaraties, gegrond. Het hof verhoogt met eenparigheid van stemmen de maatregel van waarschuwing tot berisping.

Beslissing van 16 juli 2012

in de zaak 6201

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klaagster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 29 augustus 2011, onder nummer B 235 2010, aan partijen toegezonden op 30 augustus 2011, waarbij van een klacht van klaagster tegen verweerder de klachtonderdelen 1 t/m 4 en 6 t/m 9  ongegrond zijn verklaard en klachtonderdeel 5 gegrond is verklaard en de maatregel enkele waarschuwing is opgelegd.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 29 september 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brieven van verweerder aan het hof van 6 en 25 april 2012.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 27 april 2012, waar klaagster en verweerder, verweerder bijgestaan door oud- advocaat en mediator zijn verschenen. Verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

Voor zover in hoger beroep nog van belang houdt de klacht (als onderdeel 5) het volgende in:

5.    klaagster werd gedwongen akkoord te gaan met declaraties en moest schriftelijk verklaren tevreden te zijn over de verleende bijstand, op straffe van staking der werkzaamheden door verweerder.

4    FEITEN

4.1    Het volgende is, voor zover in hoger beroep nog van belang, komen vast te staan:

4.2    Klaagster heeft zich op 19 februari 2009 tot verweerder gewend met het verzoek klaagster bij te staan in een geschil met de X.. Alvorens met zijn werkzaamheden aan te vangen, heeft verweerder klaagster een overeenkomst ter ondertekening voorgelegd met daarin de voorwaarden van de dienstverlening door verweerder. Klaagster heeft deze overeenkomst op 24 februari 2009 voor – zoals dat in de overeenkomst door verweerder was verwoord -  “zeer goed gelezen en uitdrukkelijk akkoord”  ondertekend.  Deze overeenkomst bevat (onder andere) de volgende bepalingen:

“4.

Middels ondertekening van deze brief garandeert u dat u, ten behoeve van betaling van onze declaraties, beschikt over voldoende financiële middelen. Indien aan uw zijde sprake is van betalingsonmacht, dient u dat uitdrukkelijk tevoren te melden. In dat geval worden onze werkzaamheden met onmiddellijke ingang tussentijds gestaakt en wordt het dossier gesloten met alle gevolgen voor een (lopende) procedure van dien.

7.

Na verzending van onze einddeclaratie over de achterliggende periode met bijbehorende specificatie wordt het dossier gesloten en zal, ter voorkoming van een begrotingsprocedure bij de Orde van Advocaten, aan u worden verzocht om binnen 5 dagen akkoord te gaan met de tot op dat moment door ons gewerkte en in rekening gebrachte tijd en wordt u tevens verzocht te verklaren dat het in rekening gebrachte salaris redelijk is. De akkoordverklaring heeft tot gevolg dat de declaratie niet meer kan worden betwist en een begrotingsprocedure bij de Orde van Advocaten niet meer mogelijk is zodat alsdan zal worden verzocht een dergelijk verzoek af te wijzen.  Indien geen akkoord wordt gegeven zal het dossier, onder berichtgeving aan de wederpartij, na 5 dagen definitief worden gesloten.

8.

Nadat betaling heeft plaatsgevonden en een akkoordverklaring over de achterliggende periode retour werd ontvangen, wordt een voorschotdeclaratie voor de toekomstige periode verzonden. Pas na betaling van dit voorschotbedrag wordt het dossier heropend en worden onze werkzaamheden gecontinueerd.

4.3    Verweerder heeft verweerder 3 declaraties voor “3 afzonderlijke perioden” toegezonden telkens vergezeld van een (standaard)brief met (onder andere) de volgende inhoud:

“Indien u uitdrukkelijk van mening bent dat aan u een redelijk salaris in rekening werd gebracht, u om die reden uitdrukkelijk akkoord bent met de einddeclaratie(s) over de achterliggende periode(n) en de tot op heden in deze zaak gewerkte uren en indien u uitdrukkelijk van mening bent dat de werkzaamheden in deze zaak door ons tot op heden geheel correct en naar volle tevredenheid voor u zijn uitgevoerd, verzoek ik u, teneinde mij (tucht- en civielrechtelijk) algehele kwijting te verlenen, de specificatie alsmede het tweede blanco exemplaar van deze brief voor akkoord te ondertekenen en binnen 5 dagen na heden aan mij te retourneren.

Ik dank u voor het in mij gestelde vertrouwen en het feit dat u mijn werkzaamheden tot op heden bijzonder op prijs heeft gesteld.

Heden werd mijn dossier (m.b.t. de achterliggende periode) gesloten

Na retourontvangst van deze brief en specificatie worden mijn tijd- en werklijsten vernietigd en wordt aan u t.b.v. een eventuele toekomstige periode een voorschotdeclaratie gezonden. Na betaling van de voorschotdeclaratie wordt het dossier heropend en worden mijn werkzaamheden gecontinueerd.

Indien mijn brief en specificatie niet binnen de termijn retour worden ontvangen concludeer [ik] dat het dossier gesloten kan blijven en zal ik zonder nadere aankondiging de eventuele wederpartij berichten dat het dossier werd gesloten.”

4.4    Op 22 september 2009 heeft verweerder de relatie met klaagster verbroken.

5    BEOORDELING

5.1    De grief van verweerder tegen de beslissing van de raad houdt – kort samengevat - in dat de raad klachtonderdeel 5 ten onrechte gegrond heeft verklaard. Ter toelichting op deze grief wijst verweerder erop dat hij klachten van klaagster over declaraties in behandeling heeft genomen, zonder dat dit tot gevolg heeft gehad dat verweerder het dossier in de zaak van klaagster heeft gesloten. Verweerder verwijst naar de bijlagen bij zijn brief aan de raad van 1 december 2010 waaruit dat zou blijken. De raad zou deze stukken ten onrechte niet bij zijn beslissing hebben betrokken. 

5.2    Het hof is van oordeel dat de werkwijze van verweerder zoals weergegeven in het hiervoor onder 4.2 geciteerde deel van de overeenkomst met klaagster en in het  hiervoor onder 4.3 geciteerde deel van de brief waarmee verweerder zijn declaraties aan klaagster verzond, in strijd is met de zorg die verweerder jegens klaagster in acht had moeten nemen. Dit geldt voor de aanzegging dat werkzaamheden van verweerder onmiddellijk worden gestaakt bij betalingsonmacht van klaagster (“met alle gevolgen voor een lopende procedure van dien”), voor de periodieke afsluiting van het dossier van klaagster (en daarmee de tussentijdse beëindiging van de opdracht van klaagster) indien voorschotdeclaraties naar het oordeel van verweerder niet meer toereikend zijn, voor de bedongen betalingstermijn voor nieuwe voorschotdeclaraties (vijf dagen) en voor de verplichting van klaagster om een door haar voor akkoord getekende brief van verweerder aan verweerder te retourneren waarin klaagster zich zowel ten aanzien van de hoogte van de declaraties als de kwaliteit van de werkzaamheden van verweerder akkoord (zelfs: uitdrukkelijk akkoord) verklaart en aan verweerder finale kwijting (ook tuchtrechtelijk) verleent, dit alles onder de aanzegging dat verweerder bij niet nakoming van deze verplichtingen zijn dienstverlening met onmiddellijke ingang zal beëindigen en de wederpartij daarover “zonder nadere aankondiging” zal informeren. Met deze, in ieder geval tot voor kort standaard door verweerder toegepaste, werkwijze, heeft  verweerder in meer dan een opzicht ongeoorloofde druk op klaagster uitgeoefend. Dit handelen van verweerder is  niet alleen in strijd met de zorg die verweerder jegens klaagster had moeten betrachten, maar is ook in strijd met wat een behoorlijk advocaat betaamt en schendt het vertrouwen in de advocatuur.

5.3    De omstandigheid dat verweerder, zoals blijkt uit de stukken die hij heeft overgelegd bij zijn appelmemorie aan het hof (en al eerder bij brief van 1 december 2010 aan de raad), na een eenmalige  klacht van klaagster de behandeling van de zaak ondanks niet-tijdige betaling van een voorschotnota heeft voortgezet, levert geen rechtvaardiging op voor het handelen van verweerder, te meer niet omdat verweerder ook in de correspondentie over de door hem bedoelde  klacht van klaagster heeft volhard in de dreiging om bij niet volledige betaling van zijn voorschotdeclaratie over te gaan tot sluiting van het dossier van klaagster, zelfs  “onder gelijktijdige berichtgeving aan de rechtbank” (email van verweerder aan klaagster van 31 maart 2009).

5.4    Uit het voorgaande volgt dat de grief van verweerder ongegrond is en dat het hof de beslissing van de raad ten aanzien van klachtonderdeel 5 zal bekrachtigen. Anders dan de raad is het hof gelet op de aard en de ernst van de aan verweerder verweten gedragingen van oordeel dat de door de raad aan verweerder opgelegde maatregel van enkele waarschuwing ontoereikend is. Daarom heeft het hof met eenparigheid van stemmen besloten aan verweerder de maatregel van berisping op te leggen.       

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt de beslissing van de raad van discipline in het ressort ’s Hertogenbosch van 29 augustus 2011, gewezen onder nummer B 235 2010, doch slechts voor zover daarbij aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing aan verweerder is opgelegd;

en, in zoverre opnieuw beslissende:

-    legt aan verweerder op de maatregel van berisping;

-    bekrachtigt de beslissing van de raad voor het overige.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, P.H. Holthuis en L. Ritzema, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2012.