ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3510 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6359

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3510
Datum uitspraak: 17-08-2012
Datum publicatie: 21-11-2012
Zaaknummer(s): 6359
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het niet honoreren van uitstelverzoek door een verweerder aan wie op zijn kantooradres tijdig een omvangrijk processtuk was gestuurd dat hem echter pas enkele dagen voor de zitting bereikte, levert geen wrakingsgrond op.

Beslissing van 17 augustus 2012

in de zaak 6359

naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:

verzoeker

tegen:

mrs. G.J. Driessen-Poortvliet, G.  Creutzberg,

J.H.J.M. Mertens-Steeghs, H. van Loo

en W.K. van Duren

leden van het Hof van Discipline

gewraakten

1    DE PROCEDURE

1.1    Bij beslissing van 30 januari 2012 onder nummer R.3631/11.33, aan partijen toegezonden op 31 januari 2012,  heeft de Raad van Discipline in het ressort ’s Gravenhage (verder: de raad) de klachtonderdelen a tot en met f van een klacht van X. tegen verzoeker gegrond verklaard en de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van zes maanden opgelegd. 

1.2    Tegen deze beslissing van de raad is verzoeker bij op 1 maart 2012 ter griffie van het hof ontvangen appelmemorie in hoger beroep gekomen bij het Hof van Discipline (verder: het hof). De zaak is behandeld ter zitting van het hof van 22 juni 2012 door mr. G.J. Driessen-Poortvliet als voorzitter (verder: de voorzitter), en als leden mrs. G. Creutzberg, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, H. van Loo en W.K. van Duren (verder: de leden).

1.3    Tijdens de zitting heeft verzoeker de voorzitter en de leden gewraakt.

1.4    De voorzitter heeft het hof mede namens de leden bij brief van 27 juni 2012 laten weten dat zij niet bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig zullen zijn. De voorzitter verwijst naar het van de zitting van 22 juni 2012 opgemaakte proces verbaal.

1.5    Het hof heeft het wrakingverzoek behandeld in zijn zitting van 16 juli 2012, waar verzoeker is verschenen. Verzoeker heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

1.6    Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben en op het verhandelde ter zitting.

2    BEOORDELING

2.1    Voor zover voor de beoordeling van het wrakingsverzoek van belang heeft zich in de klachtzaak van X. tegen verzoeker het volgende voorgedaan.

Op 20 april 2012 heeft klager X. zijn schriftelijke reactie op de appelmemorie van verzoeker ter griffie van het hof afgegeven. Deze reactie van 18 pagina’s bevatte een groot aantal (ruim 80) producties. Door de griffie van het hof is deze reactie met bijlagen bij brief van 24 april 2012 naar het kantooradres van verzoeker (…..) gezonden. Verzoeker had zich op 17 oktober 2011 van het tableau laten schrappen. Verzoeker stelt dat de …… een verzamelgebouw van verschillende kantoren en bedrijven is en dat hij de schriftelijke reactie van X. met producties pas daags voor de zitting van 22 juni 2012 heeft gekregen toen hij deze aantrof in een doos in de hal van het kantoorgebouw. De oproep voor die zitting, gericht aan hetzelfde adres, heeft verzoeker naar hij stelt helemaal niet ontvangen; uit gegevens die de griffie hem ter beschikking stelde bleek hem dat het poststuk was aangenomen door een zekere “F.”, aldus verzoeker. Verzoeker is ter zitting van 22 juni 2012 verschenen, evenals klager X. met zijn gemachtigde.

Blijkens het proces-verbaal van de zitting van (vrijdag) 22 juni 2012 is daar onder meer het volgende besproken.

………………………….

Voorzitter: We hebben een mail van 20 juni gekregen van (verzoeker) met een verzoek om uitstel. Dat verzoek is op voorhand afgewezen, dus we gaan nu wel beginnen met de mondelinge behandeling………………

(verzoeker): De antwoordmemorie is een dik pakket met veel bijlagen die ik pas deze week heb gekregen. Het is bezorgd op mijn oude kantooradres. Ik heb het vluchtig bekeken maar kan er onvoldoende op reageren. ………………………………

Ik denk dat ik bij de Raad een en ander heb onderschat en ik vraag u gelegenheid te krijgen om na deze zitting nog schriftelijk op de memorie van antwoord en alle bijlagen te mogen reageren……………………..

“Voorzitter: Ik acht het niet waarschijnlijk dat het hof u in een tussenbeslissing de gelegenheid zal geven om alsnog op de antwoordmemorie te reageren, al heeft u de stukken kennelijk pas afgelopen dinsdag gezien. In de appelmemorie heeft u verzuimd een adres te vermelden waarop u bereikbaar bent. Evenmin heeft u – zoals u eerder aan de griffie meldde – per mail uw adres aan de griffie van het hof bekend gemaakt. Een ander adres dan uw voormalig kantooradres was ons dus niet bekend. U mag nu reageren op de antwoordmemorie. (Gemachtigde van klager) had helemaal niet een schriftelijke reactie in hoeven dienen. Hij had ook mondeling op de zitting verweer kunnen voeren tegen uw appelmemorie en dan had u ook direct moeten reageren.

(verzoeker): Ik maak bezwaar.

Voorzitter: Ik wil hier nu geen discussie over voeren.

(verzoeker): Als dit unaniem is, wil ik het hof wraken. Het is niet alleen vanwege het verweer. Bovendien was er wel een e-mailadres van mij bij de griffie bekend.

Voorzitter: Wat zijn uw gronden?

(verzoeker): Het Hof is bevooroordeeld. Ik word niet in staat gesteld te reageren. Het Hof schendt daarmee het beginsel van hoor en wederhoor. Gisterenmiddag werd mij pas het tijdstip van de zitting bekend. Een adequate voorbereiding was niet mogelijk. Als meneer zegt alle bijlagen uit het verweerschrift te verwijderen, dan wil ik een opening bieden.

…………………….

Voorzitter: Ik zeg u aan dat de behandeling van het wrakingsverzoek zal plaatsvinden op 16 juli om 14.45 uur hier in het Paleis van Justitie in ’s Hertogenbosch…………….

2.2    Ter zitting van het hof van 16 juli 2012 heeft verzoeker in zijn pleitnota onder meer nog toegelicht dat na zijn schrapping zijn laatste personeel op 6 februari 2012 is afgevloeid, dat in zijn per e-mail ingezonden memories abusievelijk geen adres is opgenomen en dat alleen het e-mailadres bij het hof bekend was. Op 22 juni 2012 heeft hij de griffie van het hof gemaild wat zijn correspondentieadres is. De weigering om uitstel te verlenen geeft op zichzelf geen blijk van mogelijke partijdigheid, maar in combinatie met de opmerking van de voorzitter over de antwoordmemorie, waarbij onvoldoende rekening is gehouden met het recht op hoor en wederhoor, geeft wel blijk van mogelijke partijdigheid, aldus verzoeker.

2.3    Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 56 lid 6 Advocatenwet in verbinding met artikel 515 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwichtige aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

2.4    Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarvan in het onderhavige geval geen sprake. De beslissing om geen uitstel te verlenen kan in objectieve zin geen aanleiding geven tot enige schijn van partijdigheid of vooringenomenheid van de voorzitter en de leden jegens verzoeker. Het komt immers voor rekening van verzoeker dat hij de antwoordmemorie met (omvangrijke) bijlagen, die hem twee maanden voor de zitting zijn toegestuurd, pas kort voor die zitting in handen kreeg, aangezien hij het hof niet van zijn nieuwe adres in kennis had gesteld en hij er kennelijk ook niet voor gezorgd heeft dat post die op zijn (oude) kantooradres werd bezorgd, hem zou bereiken.

2.5    Het wrakingsverzoek wordt derhalve afgewezen.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

wijst af het wrakingsverzoek van 22 juni 2012 van verzoeker, gericht tegen mrs. G.J. Driessen-Poortvliet, G. Creutzberg, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, H. van Loo en W.K. van Duren, leden van het Hof van Discipline.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, A.D.R.M. Boumans, W.F. van Zant en H.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2012.