ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3488 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6272

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3488
Datum uitspraak: 17-09-2012
Datum publicatie: 17-11-2012
Zaaknummer(s): 6272
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verwijt aan advocaat wederpartij zouder aankondiging beslag te hebben gelegd, en onnodig grievende stellingen te hebben ingenomen. klacht ongegrond.

Beslissing van 17 september 2012

in de zaak 6272

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klagers

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 14 november 2011, onder nummer 10-140, aan partijen toegezonden op 14 november 2011, waarbij een klacht van klagers tegen verweerder ongegrond is verklaard.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is op 14 december 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 6 juli 2012, waar verweerder, verweerder bijgestaan door mr. D., zijn verschenen. Klagers zijn niet verschenen. Mr. D. heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

De klacht is dat verweerder daarbij

a.    in strijd met gedragsregel 19, zonder aankondiging (namens de orde van advocaten te Zutphen) conservatoir beslag heeft gelegd,

b.    daarbij in het verlofrekest heeft gesteld dat klager sub 1 niet in staat zou zijn om aan de op hem rustende bewaarplicht te voldoen en

c.     heeft gesteld dat de vrees voor verduistering bestond met betrekking tot de aan klagers toebehorende onroerende zaak.

4    FEITEN

    De raad heeft in overweging 3 van zijn beslissing de feiten vastgesteld. Dit zijn, kort gezegd, de feiten die in de klachtomschrijving staan opgenomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet weersproken en vormen daarom ook voor het hof het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

    5.1    De eerste grief van klagers heeft betrekking op de beslissing van de raad ten aanzien van klachtonderdeel a (kort gezegd dat Gedragsregel 19 naar zijn aard niet van toepassing is als het gaat om het leggen van conservatoir beslag als hier aan de orde). Deze grief geeft het hof geen aanleiding tot meer of andere overwegingen en beschouwingen dan die in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. Het oordeel van de raad is juist en wordt niet anders in het door klager gestelde geval dat al eerder op de onroerende zaak door een andere crediteur conservatoir beslag werd gelegd. De grief is derhalve ongegrond.

    5.2    De tweede grief van klagers komt op tegen de overweging van de raad dat de klachtonderdelen b en c niet aan beoordeling door de tuchtrechter, maar aan die door de civiele rechter, zijn onderworpen. Deze grief is in zoverre gegrond dat, anders dan de raad heeft overwogen, ook gedragingen zoals weergegeven in de klachtonderdelen b en c, aan het oordeel van de tuchtrechter zijn onderworpen, indien en voor zover daarbij sprake is van enig handelen of nalaten in strijd met artikel 46 Advocatenwet. Maar ook getoetst aan deze maatstaf zijn de klachtonderdelen b en c ongegrond.

    5.3    Verweerder heeft, onder aanvoering van de omstandigheden die hebben geleid tot schrapping van klager sub 1 van het tableau en in aanmerking genomen de hoogte van de vordering en de weigering van klager sub 1 om de kosten van het opslaan en bewaren van de dossiers te voldoen, in zijn beslagrekest toereikend gemotiveerd dat en waarom klager sub 1 naar het oordeel van de Orde van Advocaten te Zutphen niet in staat was om aan zijn bewaarplicht te voldoen en waarom in de concrete omstandigheden van het geval sprake was van gegronde vrees voor verduistering.  

    5.4    Uit het voorgaande volgt dat de beslissing van de raad zal worden bekrachtigd.   

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem van 14 november 2011, nummer 10-140.

Aldus op 6 juli 2012 gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop, W.K. van Duren en W.J. van Andel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Hendrix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2012.