ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2991 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 5644

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2991
Datum uitspraak: 07-02-2011
Datum publicatie: 15-07-2012
Zaaknummer(s): 5644
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verwijt klaagster onvoldoende op de hoogte te hebben gehouden ongegrond. Schending afspraak over betalingsafspraak over moment van betaling van de declaratie. Deels gegrond, waarschuwing

7 februari 2011

No. 5644

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klaagster

tegen:

verweerder.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 9 november 2009, onder nummer 09-34, aan partijen toegezonden op 18 november 2009, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder voor wat betreft klachtonderdeel e deels gegrond en voor de andere onderdelen ongegrond is verklaard en de maatregel van een enkele waarschuwing is opgelegd.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 28 november 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder, tevens houdende incidenteel appel, op 1 februari 2010 ter griffie van het hof ontvangen.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 6 december 2010, waar verweerder met zijn raadsman is verschenen.

3. De klacht

De klacht houdt het volgende in:

a. verweerder heeft klaagster gebrekkig geïnformeerd over de gang van zaken rond haar echtscheiding en de financiële afwikkeling daarvan;

b. verweerder heeft klaagster niet op de hoogte gehouden van de stand van zaken en heeft haar vragen onbeantwoord gelaten;

c. verweerder is onvoldoende voortvarend te werk gegaan, waardoor de procedure langer heeft geduurd dan nodig was en is tekortgeschoten bij de behartiging van de belangen van klaagster;

d. klaagster heeft bezwaren tegen de declaraties van verweerder, omdat deze erg hoog zijn;

e. door vertraging zijn onnodige kosten ontstaan. Er was afgesproken, dat de declaraties zouden worden voldaan na de verkoop van de woning van klaagster. Toch ontving klaagster eerder een aanmaning en werd zij onder druk gezet om te betalen;

f. verweerder heeft niet tijdig gezorgd voor een akte van berusting en inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, zodat de nieuwe advocaat van klaagster hier alsnog zorg voor diende te dragen en klaagster geconfronteerd werd met extra kosten.

4. De feiten

4.1 Het volgende is komen vast te staan:

4.1.1 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een echtscheidingsprocedure van juni 2007 tot november 2008. Op 28 juni 2007 heeft verweerder een verzoekschrift tot echtscheiding voor klaagster ingediend.

Verweerder had met klaagster afgesproken dat zijn declaraties pas op een later moment zouden worden voldaan, volgens verweerder als haar woning in Duitsland zou zijn verkocht of zij daartoe financieel in staat was of wanneer de echtscheiding zou zijn afgewikkeld (mailbericht van verweerder aan klaagster van 7 februari 2008), volgens klaagster als de hele rechtszaak afgesloten was (mailbericht van klaagster aan de deken van 4 november 2008). Door een misverstand op het kantoor van verweerder ontving klaagster toch begin februari 2008 een declaratie. Nadat zij daarop aanmerkingen had gemaakt heeft verweerder daarvoor bij mailbericht van 7 februari 2008 zijn excuus aangeboden en medegedeeld dat het wachten was op het bepalen van de mondelinge behandeling door de rechtbank. Bij brief van 11 februari 2008 heeft verweerder aan klaagster, onder toezending van een brief van de rechtbank van 5 februari 2008 over mediation, medegedeeld dat de rechtbank haar zaak had geselecteerd voor mogelijke deelname aan mediation, en uitgelegd wat dat was. Tevens deelde verweerder mede dat voor het geval dat niet voor mediation werd gekozen, de rechtbank de behandeldatum had vastgesteld op 20 maart 2008. De advocaat van de wederpartij heeft daarvan uitstel gevraagd, waarna de rechtbank de echtscheiding heeft uitgesproken op 6 maart 2008 onder aanhouding van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden tot (pro forma) 15 mei 2008. Bij brief van 17 maart 2008 heeft verweerder aan klaagster de echtscheidingsbeschikking en een akte van berusting toegezonden en bij brief van 21 maart 2008 is dat nogmaals geschied. Vervolgens heeft verweerder een brief aan de rechtbank opgesteld met het standpunt van klaagster ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. Klaagster heeft zich bij mailberichten van 24 april 2008 met de inhoud daarvan akkoord verklaard, en daaraan toegevoegd dat zij door tegenwerking van de wederpartij overweegt er maar eens mee te stoppen, dat het huwelijk dan maar gehandhaafd blijft, en dat als de wederpartij weigert de scheiding in te laten schrijven zij de hele aanvraag voor scheiding intrekt. Op 28 mei 2008 heeft verweerder aan de rechtbank opgave gedaan van verhinderdata. Medio juni 2008 raakte verweerder op de hoogte van een verschil van mening tussen klaagster en een kantoorgenoot van verweerder, die een andere zaak voor klaagster behandelde waarvoor zij weigerde de declaratie te voldoen. Bij brief van 25 juni 2008 heeft verweerder aan klaagster geschreven dat hij zijn werkzaamheden voor haar moest opschorten en zou moeten beëindigen als zij haar declaraties aan zijn kantoorgenoot niet zou betalen.

4.1.2 Klaagster heeft op 2 juli 2008 een klacht tegen de kantoorgenoot van verweerder, en de onderhavige klacht tegen verweerder ingediend. Het lid van de Raad van Toezicht dat door de deken belast is met behandeling van de klacht heeft klaagster voorgesteld een bemiddelingsgesprek met haar en verweerder te voeren, waarop klaagster heeft laten weten dat zij daartoe om medische redenen op dat moment niet in staat zou zijn; klaagster zou het laten weten zodra dat mogelijk was. Verweerder is verzocht voorlopig de belangen van verweerster te blijven behartigen. Bij brief van 20 augustus 2008 heeft verweerder aan klaagster geschreven dat hij gebeld was door de rechtbank, dat er daar blijkbaar iets mis was gegaan en dat men verzocht verhinderdata op te geven tot en met december 2008. Bij brief van 13 oktober 2008 heeft klaagster via het hof van discipline gevraagd naar de voortgang van haar klacht. Verweerder werd van deze brief op 3 november 2008 door een medewerkster van de deken op de hoogte gesteld. Bij brief van 6 november 2008 heeft verweerder aan klaagster geschreven dat de rechtbank inmiddels opnieuw om opgave van verhinderdata voor een zitting in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden had gevraagd. Tevens heeft verweerder bericht dat hij, gelet op de door klaagster ingediende klacht, zijn werkzaamheden voor haar zou beëindigen omdat er geen sprake meer was van wederzijds vertrouwen. Op 18 november 2008 heeft verweerder aan klaagster het procesdossier toegestuurd onder mededeling dat de echtscheidingsbeschikking nog niet was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Op 27 november 2008 heeft verweerder op verzoek van de nieuwe advocaat van klaagster de akte van berusting ondertekend en opgestuurd.

Verweerder heeft aan klaagster in totaal een bedrag van € 6.384,48 gedeclareerd.

5. De beoordeling

5.1 De raad heeft, kort weergegeven, als volgt geoordeeld.

De klachtonderdelen a en b zijn onvoldoende onderbouwd en uit het dossier is niet gebleken dat verweerder klaagster gebrekkig heeft geïnformeerd.

De vermogensafwikkeling heeft lang geduurd, maar het is niet gebleken dat dit is toe te rekenen aan verweerder, zodat klachtonderdeel c ongegrond is.

Er is niet gesteld of gebleken dat er sprake is van excessief declareren, zodat klachtonderdeel d ongegrond is.

Klachtonderdeel e is deels (tweede en derde zin) gegrond.

Van meer kosten voor de opvolgend advocaat in verband met de inschrijving van de echtscheiding dan een verzoek aan verweerder om toezending van een gescande kopie van de akte van berusting, en het toezenden van de stukken aan de ambtenaar van de burgerlijke stand is niet gebleken. De inschrijving heeft tijdig plaatsgevonden. Klachtonderdelen e (eerste gedeelte) en f zijn daarmee ongegrond.

5.2 Klaagster heeft in haar appelschrift, zakelijk weergegeven, de volgende grieven tegen de beslissing van de raad van 9 november 2009 aangevoerd.

Het is onjuist dat zij de nota’s zou betalen wanneer de echtscheiding zou zijn afgewikkeld. Zij is er niet van op de hoogte gesteld wanneer de echtscheiding is uitgesproken. De afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden is niet aangehouden tot 15 mei 2008. Verweerder heeft ook brieven – in- en uitgaand – die betrekking hadden op het overlijden van zijn grootmoeder in rekening gebracht. Verweerder heeft de nieuwe advocaat te laat een onvolledig dossier toegestuurd. Klaagster vindt de declaraties onacceptabel. Verweerder heeft zijn werkzaamheden slecht verricht (slechte communicatie, onvoldoende informatie, niet wijzen op mediation). Het is onzin dat zij geen echtscheiding wilde.

5.3 Verweerder heeft op 1 februari 2010 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel tegen de gegrondbevinding van klachtonderdeel e ingediend.

Het hof overweegt dat incidenteel beroep na afloop van de beroepstermijn in het voor advocaten geldende tuchtrecht niet mogelijk is, zodat verweerder in dat beroep niet ontvankelijk zal worden verklaard.

5.4 Voor zover klaagster grieft over de feitenvaststelling en het oordeel van de raad met betrekking tot de vraag op welk moment de declaraties van verweerder volgens afspraak opeisbaar zouden worden, is zij niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Klachtonderdeel e is immers in zoverre gegrond verklaard en voor klaagster staat daartegen geen hoger beroep open.

5.5. Voorts overweegt het hof het navolgende.

Klaagster heeft in haar beroepsschrift een aantal door de raad vastgestelde feiten betwist. Zoals blijkt uit het door het hof onder 4.1.1 en 4.1.2 weergegeven overzicht van de vaststaande feiten, met vermelding van de correspondentie waarin een en ander is terug te vinden, zijn de door klaagster gedane betwistingen feitelijk onjuist, zodat het hof daaraan voorbij gaat.

Voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

De grieven van klaagster worden dan ook verworpen en de beslissing van de raad zal worden bekrachtigd.

6. De beslissing

Het hof:

- verklaart verweerder niet-ontvankelijk in zijn incidenteel beroep;

- verklaart klaagster niet-ontvankelijk voor zover haar grieven zich keren tegen het gegrond bevonden deel van klachtonderdeel e;

- bekrachtigt de beslissing waarvan beroep.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop en C.A.M.J. Raymakers, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2011.