ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2168 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 5945

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2168
Datum uitspraak: 02-09-2011
Datum publicatie: 22-11-2011
Zaaknummer(s): 5945
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Hoger beroep tegen beslissing ex artikel 60d lid 3 (vaststelling salaris rapporteur) niet- ontvankelijk. Beroep uitgesloten.

2 september 2011

No. 5945

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerder

tegen:

verzoeker.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 8 november 2010, onder nummer 10-99b/c, aan partijen toegezonden op 8 november 2010, waarin is bepaald dat aan verzoeker toekomt een bedrag van € 25.935,-, dat verweerder althans zijn praktijkvennootschap deze vergoeding zal betalen, dat verzoeker wordt gemachtigd om deze vergoeding ten laste van verweerder c.q. zijn praktijkvennootschap te laten betalen uit het depot op zijn, verzoekers, derdenrekening voor zover dat depot daartoe toereikend is en waarbij verzoeker ontslag wordt verleend uit de functie(s) waarin hij door de raad op 14 juli 2010 werd benoemd en waarbij hij wordt ontheven van de taken waarmee hij toen werd belast.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing, voor zover het gaat om de aan verweerder toekomende vergoeding en de wijze van betaling, in hoger beroep is gekomen, is op 7 december 2010 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager;

- schrijven van klager aan het hof van 23 maart 2011;

- de pleitnota ter zitting overgelegd door verweerder.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 juli 2011, waar verzoeker en verweerder zijn verschenen.

3. Het verzoek

Verzoeker heeft de raad vaststelling verzocht van de hem toekomende vergoeding voor zijn werkzaamheden als onderzoeker van, rapporteur over en vertegenwoordiger van verweerder, advocaat te Apeldoorn, diens praktijkvennootschap en de stichting Derdengelden van dat kantoor.

Verzoeker heeft verzocht hem naast voormelde uurvergoeding de volgende vergoeding toe te kennen:

- reiskosten 648 kilometer à € 0,75 = € 486,00

- kantoorkosten forfaitair € 75,00

(beide posten te vermeerderen met de btw)

- griffie recht inzake ontbindingsprocedure € 298,00

- ondersteuning mw. X. € 575,00

Tezamen met de uurvergoeding ad € 250,00 per uur voor 82 uur vermeerderd met de btw daarover komt de raad op een totaal bedrag van € 25.935,00.

4. De beoordeling

4.1. Verweerder heeft tegen de beslissing van de raad tot toekenning van het honorarium, met nevenverzoeken, beroep ingesteld en daartoe vier grieven aangevoerd. Grief vier is ter zitting ingetrokken.

4.2. Verzoeker heeft gesteld dat tegen de beslissing geen hoger beroep openstaat zodat verweerder niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.

4.3. Het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep slaagt.

In paragraaf 4b van de Advocatenwet ‘De procedure inzake de onbehoorlijke praktijkuitoefening’ zijn op verschillende plaatsen bepalingen uit de elders in de Advocatenwet geregelde tuchtprocedure van overeenkomstige toepassing verklaard, maar niet de appelbepalingen. In de genoemde paragraaf is op diverse plaatsen de mogelijkheid van beroep dan wel verzet opengesteld tegen een aantal met name genoemde beslissingen, maar niet die ter zake van de beslissing ex artikel 60d lid 3. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat tegen de beslissing ex artikel 60d lid 3 geen hoger beroep openstaat.

5. De beslissing

Het hof:

verklaart verweerder niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.C. van Oven, A.D.R.M. Boumans en H.D. Cotterell, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2011.