ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2161 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6055

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2161
Datum uitspraak: 05-08-2011
Datum publicatie: 22-11-2011
Zaaknummer(s): 6055
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De deken was niet gehouden klager een advocaat aan te wijzen. Reeds uitgebracht negatief cassatieadvies.

5 augustus 2011

No. 6055

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het beklag van

klager

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden,

de deken.

1. Het verzoek als bedoeld in art. 13 lid 1 Advocatenwet

Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat voor een second opinion naar aanleiding van een negatief cassatie-advies, aan klager uitgebracht door mr. X., advocaat te ’s-Gravenhage. Bij brief van 12 april 2011 heeft de deken klager meegedeeld niet bereid te zijn voor deze kwestie een advocaat aan te wijzen. Naar aanleiding van een verzoek van klager aan de deken bij email van 13 april 2011, heeft de stafjurist van de deken bij brief van 15 april 2011 aan klager bericht dat de deken geen aanleiding ziet voor herziening van de beslissing gegeven in de brief van 12 april 2011.

2. Het geding bij het hof

2.1 Op 19 april 2011 is het beklag van klager tegen voornoemde beslissing van de deken ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van de deken d.d. 12 mei 2011;

- de brief van klager van 20 mei 2011.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld op 10 juni 2011, waar is verschenen stafjurist van de deken. Klager is met bericht van afwezigheid niet verschenen.

3. De feiten

Op verzoek van klager heeft mr. X. voornoemd klager geadviseerd over de mogelijkheid met succes beroep in cassatie in te stellen tegen een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden van 25 januari 2011. De zaak betrof een vordering van klager ingesteld tegen de stichting T. ertoe strekkende dat deze stichting zich zou onthouden van elke handeling die de vrije omgang tussen klager en Y. in de weg zou staan.

Mr. X. kwam in een uitvoerig gemotiveerd advies tot de conclusie geen kansen te zien met succes cassatieberoep in te stellen en deelde mee daartoe ook niet te zullen overgaan.

De deken heeft in zijn brief van 12 april 2011 aan klager geschreven dat het advies van mr. X. hem niet onjuist of onredelijk voorkomt en dat geen omstandigheden zijn gesteld of gebleken op basis waarvan de het inwinnen van een een second opinion zinvol zou zijn. Op deze grond heeft de deken in verband met deze zaak geen advocaat ingevolge art. 13 van de Advocatenwet aangewezen.

4. De beoordeling

4.1 Klager stelt dat de deken in een lange reeks van beslissingen zijn verzoeken om aan hem een advocaat toe te wijzen ingevolge artikel 13 van de Advocatenwet heeft afgewezen op grond van persoonlijke rancune. Voorts stelt hij een klacht tegen de deken te hebben ingediend omdat het hof van discipline slechts marginaal toetst, en dan nog slechts ver na de termijn van 25 april 2011, de datum waarop de termijn verstreek waarbinnen hij beroep in cassatie zou kunnen instellen tegen het arrest van het hof waartegen hij wilde opkomen.

4.2 In de brief van 20 mei 2011 heeft klager zijn stelling herhaald dat de weigering van de deken tot aanwijzing van een advocaat berust op persoonlijke rancune, voortkomend uit geschillen in het verleden met mr. Z., die klager - zo stelt hij – heeft aangemerkt als een lastpost voor de Haagse advocatuur.

4.3 De stellingen kunnen niet leiden tot gegrondbevinding van het beklag. Het hof overweegt daartoe dat hetgeen klager omtrent persoonlijke rancune van de deken heeft gesteld in geen enkel opzicht aannemelijk is gemaakt en overigens geen afbreuk doet aan de, door het hof als deugdelijk beoordeelde, redengeving voor de beslissing van de deken geen advocaat ingevolge artikel 13 van de Advocatenwet aan te wijzen. Het hof wijst er daarbij nog op dat het – negatieve - cassatieadvies van mr. X., waarop de beslissing van de deken was gebaseerd, uitvoerig is gemotiveerd en er door klager geen feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht, noch zijn gebleken, die afbreuk doen aan dit advies en het zinvol zouden hebben gemaakt een second opinion in te winnen.

4.4 Uit het voorgaande volgt dat het beklag ongegrond is.

5. De beslissing

Het hof

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 12 april 2011 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet , voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, C.A.M.J. Raymakers, W.F. van Zant, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2011.