ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2156 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6022

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2156
Datum uitspraak: 05-08-2011
Datum publicatie: 22-11-2011
Zaaknummer(s): 6022
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Geen hoger beroep mogelijk tegen beslissing van de raad waarin verzet tegen beslissing van de voorzitter van de raad ongegrond is verklaard.

5 augustus 2011

No. 6022

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het verzet van

klager

tegen:

verweerder.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 28 februari 2011, nummer 10-302U, aan partijen toegezonden op 28 februari 2011, waarbij het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 23 augustus 2010 ongegrond is verklaard.

2. Het geding in hoger beroep

2.1  De memorie waarbij klager van deze beslissing van de raad in hoger beroep is gekomen, is op 10 maart 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Bij beslissing van 28 maart 2011 heeft de voorzitter van het hof klager kennelijk niet-ontvankelijk geoordeeld in zijn hoger beroep en dat hoger beroep op die grond afgewezen. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 28 maart 2011.

2.3 De verzetschriftuur van klager is door de griffie van het hof ontvangen op 7 april 2011. Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 10 juni 2011, waarbij klager en verweerder zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

2.4  Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben. Het verzet strekt tot gegrondbevinding daarvan.

3. De beoordeling

3.1 Klager stelt dat het bepaalde in artikel 56 lid 1 Advocatenwet met zich brengt dat hij hoger beroep kan instellen tegen de beslissing van de raad van 28 februari 2011 en dat artikel 46 h lid 4 Advocatenwet geen inperking op dit recht kan opleveren.

3.2 Het hof overweegt als volgt:

  - Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat tegen een beslissing van de Raad van Discipline waarbij het verzet tegen een beslissing van de voorzitter van de raad ongegrond of niet-ontvankelijk wordt verklaard (onderstreping HvD) geen rechtsmiddel openstaat.

- Klager voert aan dat artikel 56 lid 1 aanhef Advocatenwet bepaalt dat van de (onderstreping HvD) beslissingen van de raad gedurende 30 dagen hoger beroep kan worden ingesteld.

3.3 Artikel 56 lid 1 onder a bepaalt dat een klager hoger beroep kan instellen indien de raad de klacht geheel of ten dele ongegrond heeft verklaard, danwel indien bij gegrondbevinding van de klacht, het in artikel 48, zevende lid, bedoelde verzoek wordt afgewezen. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake, zodat de door klager vermoede tegenstrijdigheid tussen de door hem genoemde bepalingen zich in de onderhavige zaak niet voor doet, nu de raad klagers verzet tegen de voorzittersbeslissing ongegrond heeft verklaard.

In het geval de voorzitter van de raad een klacht kennelijk ongegrond, kennelijk niet-ontvankelijk of van onvoldoende gewicht acht en de raad vervolgens op het ingestelde verzet beslist dat het verzet ongegrond is, doet zich de situatie als omschreven in artikel 56 lid 1 aanhef en onder 1 niet voor. De raad heeft dan immers de klacht niet gegrond of ongegrond verklaard.

3.4 De voorzitter van het hof heeft derhalve terecht geoordeeld dat zich de situatie als bedoeld in artikel 46 h lid 4 voordoet en dit betekent dat aan klager niet de mogelijkheid toekomt om hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van de raad. De voorzitter van het hof heeft terecht hieraan de conclusie verbonden dat klager niet kan worden ontvangen in het door hem ingestelde beroep. Het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van dit hof van 28 maart 2011 dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

4. De beslissing

Het hof:

verklaart het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van  28 maart 2011 ongegrond..

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet , voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, C.A.M.J. Raymakers, W.F. van Zant, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2011.