ECLI:NL:TAHVD:2011:YA1473 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 5852

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2011:YA1473
Datum uitspraak: 14-01-2011
Datum publicatie: 29-03-2011
Zaaknummer(s): 5852
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster niet ontvankelijk in haar hoger beroep. Termijnoverschrijding.

14 januari 2011

No. 5852

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klaagster

tegen:

verweerder.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden (verder: de raad) van 22 januari 2010, onder nummer 72/08, aan partijen toegezonden op 26 januari 2010, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder niet-ontvankelijk is verklaard.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 3 maart 2010 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- schrijven van klaagster aan het hof van 27 maart 2010;

- schrijven van klaagster aan het hof van 15 augustus 2010.

- schrijven van klaagster aan het hof van 10 oktober 2010.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 12 november 2010, waar klaagster is verschenen.

3. De klacht

 De klacht luidt –zakelijk weergegeven – als volgt:

Klaagster is door verweerder in de kort gedingprocedure betrokken. Zij verwijt hem:

1. onprofessioneel en onzorgvuldig handelen;

2. het inhoudelijk niet goed op de hoogte zijn van de zaak die hij voor de rechter brengt;

3. het zich schuldig maken aan grove laster, zowel in het feitenrelaas als mondeling voor de rechter;

4. het maken van zeer onterechte beschuldigingen jegens klaagster in het feitenrelaas voor de rechtbank, evenals tijdens de zitting;

5. het zonder nadere vermelding achterhouden van relevante onderdelen van ingebrachte producties;

6. het vervalsen van een door klaagster aan verweerder geschreven bericht, dat door hem in vervalste vorm bij de rechtbank als productie is ingediend.

4. De feiten

4.1. Het volgende is komen vast te staan, voor zover van belang:

4.1.1. Bij beslissing van de voorzitter van de raad van 16 januari 2009 is de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. In de aanhef van de beslissing staat vermeld dat de brief van de deken, waarin de klacht ter kennis van de raad wordt gebracht, op 18 december 2008 bij de raad is binnengekomen. Onder deze beslissing staat de verzettermijn van veertien dagen na verzending vermeld. De beslissing is aan klaagster verzonden op 17 juni 2009 (vijf maanden later). Ook daarin staat de verzettermijn van 14 dagen vermeld.

4.1.2. Klaagster heeft verzet ingesteld bij schriftuur dat door de raad werd ontvangen op 17 juli 2009, derhalve meer dan veertien dagen na de verzending.

4.1.3. Bij beslissing van de raad van 22 januari 2010 is klaagster wegens termijnoverschrijding niet ontvankelijk verklaard in haar verzet. Onder deze beslissing staat vermeld dat, ingevolge artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet (Advw), geen rechtsmiddel openstaat. De beslissing is op 26 januari 2010 naar klaagster verzonden.

5. De beoordeling

5.1. Klaagster beroept zich voor haar standpunt dat het hof de zaak inhoudelijk dient te behandelen op artikel 46g lid 1 Advw waarin wordt bepaald dat de voorzitter van de raad binnen dertig dagen nadat de klacht ter kennis van de raad is gebracht deze als kennelijk ongegrond kan afwijzen. Daaraan is niet voldaan, aldus klaagster, zodat de raad de klacht inhoudelijk had dienen te behandelen. Bovendien staat de termijnoverschrijding van klaagster van enkele dagen niet in verhouding tot de termijnoverschrijding door de voorzitter van de raad van enkele maanden zodat de raad met twee maten meet. De raad is ook inhoudelijk op de klacht ingegaan. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

5.2. Dit standpunt van klaagster berust op een verkeerde lezing en uitleg van de artikelen 46g leden 1 en 2 en 46h lid 1 Advw. De voorzitter heeft immers wel binnen dertig dagen nadat de klacht ter kennis van de raad was gebracht, zijn beslissing gegeven. De beslissing is echter niet onverwijld naar klaagster verzonden, zoals artikel 46g lid 2 Advw voorschrijft. Op schending van dit laatstgenoemde voorschrift stelt de wet geen sanctie. De termijn – onverwijld – is geen fatale in die zin dat de beslissing van de voorzitter voor niet gegeven moet worden gehouden bij overschrijding. Klaagster is door het niet onverwijld toezenden ook niet in haar belang geschaad. Voor haar heeft de termijn van veertien dagen voor het instellen van verzet onverkort opengestaan.

5.3. De termijn van veertien dagen van artikel 46h lid 1 Advw is in beginsel wel een fatale termijn. De gestelde omstandigheden, dat de beslissing van de voorzitter van de raad niet onverwijld aan klaagster is toegezonden en dat de raad ook inhoudelijk op de klacht is ingegaan, doen de termijnoverschrijding van klaagster niet verschoonbaar zijn. Dit geldt ook voor de door klaagster ter zitting van het hof genoemde omstandigheden voor de termijnoverschrijding gelegen in drukke voorbereidingstijd voor verblijf in het buitenland. De raad heeft mitsdien klaagster op goede gronden wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

5.4. Vorenstaande brengt mee dat tegen de beslissing van de raad tot niet-ontvankelijk verklaring van klaagster juist is zodat geen hoger beroep openstaat. Klaagster is reeds op deze grond in haar hoger beroep niet-ontvankelijk.

6. De beslissing

Het hof:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline te Leeuwarden van 22 januari 2010, gegeven onder zaaknummer 72/08.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop, A.J.M.E. Arpeau, G.J. Niezink, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2011.