ECLI:NL:TAHVD:2011:YA1405 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 5895

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2011:YA1405
Datum uitspraak: 14-02-2011
Datum publicatie: 02-03-2011
Zaaknummer(s): 5895
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klagers niet-ontvankelijk in hun hoger beroep. Termijnoverschrijding.

14 februari 2011

No. 5895

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het verzet van

klagers

tegen:

verweerster.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 16 augustus 2010, nummer 10-23, aan partijen toegezonden op 16 augustus 2010, waarbij een klacht van klagers tegen verweerster ongegrond is verklaard.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De brief waarmee klagers op nader aan te voeren gronden hoger beroep instellen tegen de beslissing van de raad is op 15 september 2010 ter griffie van het hof ontvangen. De memorie waarmee klagers hun gronden aanvoeren is op 16 september 2010 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Bij beslissing van 7 oktober 2010 heeft de voorzitter van het hof klagers kennelijk niet-ontvankelijk geoordeeld in hun hoger beroep en dat hoger beroep op die grond afgewezen. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 7 oktober 2010.

2.3 De verzetschriftuur van klager is door de griffie van het hof ontvangen op 11 oktober 2010. Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 10 december 2010, waarbij klagers zijn verschenen.

2.4 Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben. Het verzet strekt tot gegrondbevinding daarvan.

3. De beoordeling

3.1 Klagers stellen dat de beslissing van de voorzitter van het hof van 7 oktober 2010 onjuist is omdat daarin geen melding is gemaakt van de ontvangst op de griffie van het hof van het hoger beroep van klagers op 15 september 2010, 22.32 uur, waarin klagers onder meer schreven:

“Middels dit schrijven verzoek ik u om middels een ongebruikelijke wijze PRO FORMA bezwaar hoger beroep in te stellen. Door ziekte van ons beide, en familieomstandigheden, heeft onze huisarts verboden ons beide alle zeer psychische zware belastingen, i.v.m. ons welzijn, voor genezing uit te stellen. (…) Wij verzoeken U dan ook U medewerking te verlenen + 6 weken om het beroepschrift op te kunnen stellen en indienen? Mogen wij op U medewerking rekenen? Op voorhand danken wij U hiervoor.”

3.2 Het gestelde door klagers is juist en in zoverre is het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van 7 oktober 2010 dan ook gegrond. In die beslissing is ten onrechte vermeld dat klagers eerst op 16 september 2010 in hoger beroep zijn gekomen van de beslissing van de raad, terwijl zij het hoger beroep, zij het op nader aan te voeren gronden, reeds op 15 september 2010 hadden ingediend.

3.3 De beantwoording van de vraag of klagers gelet op het voorgaande ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun hoger beroep, is afhankelijk van het oordeel of klagers hun gronden behorende bij het hoger beroep tijdig hebben ingediend. Dit is niet het geval. Art. 56 lid 1 van de Advocatenwet bepaalt dat tegen een beslissing van de raad van discipline hoger beroep kan worden ingesteld gedurende dertig dagen na de verzending van die beslissing. Dit betekent dat de termijn waarbinnen klagers hoger beroep konden instellen eindigde op de dertigste dag na de verzending op 16 augustus 2010 van de beslissing van de raad, dus op 15 september 2010. Daarnaast bepaalt artikel 56 lid 3 van de Advocatenwet dat hoger beroep tegen een beslissing van de raad van discipline wordt ingesteld bij met redenen omklede memorie. Dit betekent dat een appellant in zijn memorie de gronden van zijn beroep en de motivering daarvan dient op te nemen. Nu klagers in het door hen ingediende beroepschrift op 15 september 2010 geen grieven hebben aangevoerd tegen (de motivering van) de beslissing en evenmin op andere wijze hun bezwaren binnen de beroepstermijn ter kennis van het hof hebben gebracht, kunnen zij niet in hun beroep worden ontvangen.

3.4 Klagers beroepen zich echter op verschoonbaarheid van de overschrijding van de beroepstermijn. Klagers stellen dat zij op 15 september 2010 geprobeerd hebben de fax waarin de gronden van hun hoger beroep waren vervat en die uiteindelijk door de griffie op 16 september 2010, 23.53 uur, is ontvangen, te versturen, maar dat dit niet is gelukt door een fout in het fax apparaat van de griffie van het hof waardoor de verzending is afgebroken. Klagers hebben een fax journaal overgelegd waarop staat vermeld:

15 sep 22:20 fax verzonden 0765484608 1:32 1 pag, resultaat Fout 351*

3.5 Het hof acht het door klagers gestelde niet aannemelijk. Op 15 september 2010 is een fax van 1 pagina door de griffie van het hof ontvangen met de inhoud als vermeld onder 3.1 van deze beslissing. Op 16 september 2010 zijn om 23.53 uur de gronden van het hoger beroep op de griffie van het hof ontvangen, gedateerd 16 september 2010 en bestaande uit 8 pagina’s. Het hof acht het niet aannemelijk dat klagers, na het verzenden van het pro forma beroepschrift op 15 september 2010, 22.20 uur, waarbij zij uitstel verzochten voor het indienen van de gronden op dezelfde avond, dus binnen 1,5 uur, alsnog tevergeefs hebben geprobeerd de op 16 september 2010 gedateerde fax van 8 pagina’s aan het hof te zenden. Dit klemt te meer daar klagers voorts stellen dat de griffier van het hof hen op 16 september 2010 heeft meegedeeld dat zij op tijd zouden zijn met hun beroep als zij dezelfde dag hun gronden zouden aanvoeren. Indien klagers toen reeds beschikten over de gronden omdat zij die de avond tevoren tevergeefs hadden geprobeerd te faxen, dan valt niet in te zien waarom klagers vervolgens tot die avond 23.53 uur hebben gewacht met het alsnog faxen van de gronden. Voor wat betreft de door klagers gestelde mededeling van de griffier geldt, nog afgezien van het feit dat de griffie op 16 september 2010 tijdens de openingsuren nog niet beschikte over de beslissing van de raad aan de hand waarvan de einddatum van de appeltermijn kon worden berekend, dat een griffier niet een appeltermijn kan verlengen. Deze wettelijke termijn strekt ter bescherming van de belangen van de geïntimeerde partij en is van openbare orde.

3.6 Het hof concludeert dan ook dat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van het hof gegrond is voor zover in die beslissing is vermeld dat het hoger beroep van klagers op 16 september 2010 is ontvangen, doch dat deze gegrondverklaring niet tot gevolg heeft dat klagers ontvankelijk zijn in hun hoger beroep, omdat zij de gronden van dat hoger beroep na het verstrijken van de termijn en derhalve te laat hebben ingediend.

4. De beslissing

Het hof:

- verklaart het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 7 oktober 2010 gegrond;

en, opnieuw rechtdoende:

- verklaart klagers niet ontvankelijk in hun hoger beroep.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. A. Minderhoud, M.A. Goslings, A.H.A. Scholten en W.K. van Duren, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2011.