ECLI:NL:TAHVD:2011:YA1402 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 5759

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2011:YA1402
Datum uitspraak: 10-01-2011
Datum publicatie: 02-03-2011
Zaaknummer(s): 5759
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Klagers zijn ontvankelijk in hun klacht, ook al heeft de deken een gelijkluidend bezwaar ingediend. Dekenbezwaar was al gegrond verklaard. Geen extra maatregel.

10 januari 2011

No. 5759

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klagers

tegen:

verweerder.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 23 maart 2010, onder nummer 09-306U en 09 307U, aan partijen toegezonden op 23 maart 2010, waarbij een klacht van klagers tegen verweerder niet-ontvankelijk is verklaard en een gelijkluidend bezwaar van de deken deels gegrond is verklaard zoals in rechtsoverweging 4.3 van de beslissing van de raad is omschreven.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is op 30 maart 2010 ter griffie van het hof ontvangen.

 Verweerder heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad op het dekenbezwaar, dat gelijkluidend is aan de klacht van klagers, waardoor deze beslissing onherroepelijk is geworden.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder;

- een schrijven van klagers aan het hof van 11 mei 2010;

- een schrijven van de deken aan het hof van 6 juli 2010.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 november 2010, waar klagers vergezeld van hun gemachtigde en verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde zijn verschenen. Zowel gemachtigde van verweerder als gemachtigde van klagers heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3. De klacht

 De klacht, zakelijk weergegeven, houdt in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld, omdat hij zonder daartoe geautoriseerd te zijn zich herhaalde malen door middel van internetbankieren toegang heeft verschaft tot de bankgegevens van de maatschap van klagers, waarvan hij eerder deel uitmaakte, en daarin handelingen heeft verricht. Klagers stellen dat verweerder hierdoor in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 1, 17 en 30.

4. De feiten

4.1 Per 1 januari 2008 hebben klagers en verweerder (allen advocaat) hun voormalige kantoor verlaten en zijn zij als maatschap een nieuw kantoor begonnen. De samenwerking tussen klagers en verweerder liep spaak in de loop van 2008. Tussen partijen is afgesproken dat verweerder uit de maatschap trad per 1 januari 2009. Eén van de afspraken aangaande de beëindiging van de maatschap hield in dat klagers diverse malen een betaling aan verweerder dienden te verrichten.

4.2 Gedurende het jaar 2008 beschikten alle leden van de maatschap over een apparaatje waarmee zij inzage konden verkrijgen in de bankrekeningen van de maatschap. Partijen verschillen over de vraag of verweerder slechts inzage had in het verloop van de rekeningen of ook de mogelijkheid had mutaties te verrichten.

4.3 Nadat klagers was gebleken dat een door hen ter overmaking aan verweerder gereed gesteld bedrag niet was overgeboekt, is op hun verzoek door de bank een onderzoek verricht en is gebleken dat verweerder in de periode 1 januari 2009 tot 1 juli 2009 zich 19 keer toegang had verschaft tot de bankgegevens, overigens zonder mutaties te verrichten.

5. De beoordeling

5.1 De raad heeft klagers niet ontvankelijk verklaard, omdat de verweten gedraging een interne aangelegenheid was tussen ex-compagnons, waarbij derden niet waren betrokken. De vraag is allereerst of klagers belanghebbenden zijn en kunnen worden ontvangen in hun klacht. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan een ieder toe, doch slechts aan degene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is getroffen of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

5.2  Het hof oordeelt dat klagers rechtstreeks in hun belang zijn getroffen. De grief van klagers dat de raad hen ten onrechte niet ontvankelijk heeft verklaard slaagt derhalve.

5.3 De verweten gedraging betreft de handelwijze van verweerder in een geschil tussen ex-compagnons. Privé-gedragingen van een advocaat zijn alleen dan tuchtrechtelijk van belang indien er voldoende aanknopingspunten zijn (of: verband bestaat of: verwevenheid is) met de praktijkuitoefening om de daarvoor geldende maatstaven toe te passen, dan wel de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht.

5.4 Het hof meent dat met toepassing van deze norm de klacht van klagers gegrond is, nu het voor verweerder, zoals hij zelf ter zitting ook heeft verklaard, duidelijk was dat hij geen recht op inzage (meer) had in de rekeningen van de maatschap. De omstandigheden die hem ertoe brachten daar toen wel toe over te gaan, (een op zijn zachtst gezegd stroeve afwikkeling van de maatschap) maken dat niet anders. Het onderdeel van de klacht, dat verweerder in de bankgegevens van de maatschap “handelingen heeft verricht”, acht het hof ongegrond nu daarvoor geen bewijs is aangedragen en verweerder dit ontkent.

5.5 Bij de gegrondverklaring van het dekenbezwaar heeft de raad ten aanzien van de op te leggen maatregel geoordeeld dat er geen aanleiding was om een maatregel op te leggen. Het hof deelt dit oordeel, ook nu de klacht van klagers gegrond is verklaard omdat de klacht van klagers en het dekenbezwaar op dezelfde gedraging van verweerder betrekking hebben.

6. De beslissing

Het hof:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 23 maart 2010 gegeven onder de nummers 306U en 307U voor zover klagers niet ontvankelijk zijn verklaard;

en opnieuw rechtdoende:

- verklaart de klacht van klagers tegen verweerder gegrond.

Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs R.W. de Ruuk, W.M. Poelmann, H. van Loo en G.J. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2011.