ECLI:NL:TAHVD:2010:YA1178 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 5651
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2010:YA1178 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-07-2010 |
Datum publicatie: | 06-12-2010 |
Zaaknummer(s): | 5651 |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën |
Beslissingen: | Waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | verwijt van onterecht beroep op retentierecht en van het afgeven van kopie grosse voorzien van tekst "ongeldig". |
5 juli 2010
No. 5651
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het hoger beroep van
verweerder,
tegen:
klager.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 16 november 2009, onder nummer M63 2009, aan partijen toegezonden op 17 november 2009, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 15 december 2009 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klager;
- een schrijven van verweerder aan het hof, inhoudende “nadere gronden/ toelichting”, van 11 februari 2010.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 mei 2010, waar partijen zijn verschenen.
3. De klacht
De klacht houdt het volgende in:
1. verweerder heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 27 lid 4 door zich ten opzichte van klagers B.V. ten onrechte te beroepen op het retentierecht in een tweetal zaken waarin geen sprake was van niet betaalde declaraties;
2. verweerder heeft opzettelijk de kopie van het eindarrest ongeldig gemaakt door het grossestempel af te dekken met een stukje papier met daarop “ongeldig”, waardoor het onmogelijk was om dit arrest aan de wederpartij te betekenen.
4. De feiten
Het volgende is komen vast te staan:
4.1. Mr. B., kantoorgenoot van verweerder, heeft klagers vennootschap in twee zaken in hoger beroep bijgestaan. Bij arrest van 29 april 2008 is klager in hoofdsom de somma van € ….. toegewezen (de zaak K.) en bij arrest van 24 juni 2008 is klager in hoofdsom een bedrag van € …… toegewezen (de zaak N.). Klager ontving op zijn verzoek het arrest in de zaak K. op 27 juni 2008, en op 1 augustus 2008 een kopie van het arrest in de zaak N.
4.2. Verweerder heeft in of omstreeks juli 2008 de incasso van de kosten van rechtsbijstand in een aantal eerder voor klager(s B.V.) gevoerde zaken ter hand genomen. Op 1 augustus 2008 heeft verweerder bij twee afzonderlijke brieven klager schriftelijk laten weten zich in beide zaken op het retentierecht (van de grosse van het arrest) te beroepen en na betaling van de nog toe te zenden eindfacturen de originele grosse toe te zullen zenden. Verweerder heeft een kopie van het arrest van 24 juni 2008 meegezonden waarbij het grossestempel was afgedekt met een stuk papier met het woord “ongeldig”. De originele grossen van de arresten zijn respectievelijk op 26 augustus 2008 (zaak K.) en 15 augustus 2008 (zaak N.) aan klager verzonden.
5. De beoordeling
5.1. Voor klachtonderdeel 1 stelt verweerder voorop dat niet hij, maar zijn kantoorgenoot mr. B., de advocaat van klager was, zodat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn tegen verweerder gerichte klacht. Dit verweer wordt verworpen. Verweerder heeft zich bezig gehouden met de incasso uit hoofde van de werkzaamheden van zijn kantoorgenoot en zich uit dien hoofde als advocaat tegenover klager gedragen. Niet van belang is dat de kantoorgenoot, althans tot eind juni 2008, als de behandelend advocaat in het geding bij het hof is opgetreden. Klager heeft zich daarom op goede gronden tegen verweerder in deze procedure gericht.
5.2. Aan ontvankelijkheid van klager staat ook niet in de weg dat de besloten vennootschap met klagers naam de belanghebbende was bij afgifte van de grossen.
5.3. Wat klachtonderdeel 1 betreft wordt het volgende overwogen. Naar het oordeel van het hof heeft verweerder onbetamelijk gehandeld door klager, zolang deze de facturen niet had voldaan - terwijl de eindfactuur nog niet was opgemaakt en klager derhalve nog niet bekend was hoeveel hij verschuldigd was - in diens executiemogelijkheden te beperken. De omstandigheid dat tussen het kantoor van verweerder en klager een dispuut was ontstaan over eerdere declaraties rechtvaardigde evenmin het beroep op een retentierecht in de zaken K. en N.
5.4. De toevoeging op de kopie van de grosse van het woord ‘ongeldig’, volgens verweerder uit frustratie geplaatst, en waarover het tweede klachtonderdeel gaat, is onbetamelijk. Niet ter zake doet of klager door deze toevoeging in zijn executiemogelijkheden is beperkt.
5.5. De slotsom is dat de beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
6. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 16 november 2009 onder nummer M63-2009.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop, A.D.R.M. Boumans, L. Ritzema, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2010.