ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0611 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 5617

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0611
Datum uitspraak: 10-05-2010
Datum publicatie: 17-05-2010
Zaaknummer(s): 5617
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder, advocaat van de wederpartij, een juridisch onhoudbaar standpunt in te nemen. Onduidelijkheid over vraag of aan inhoud beslissing was voldaan. Ongegrond.

10 mei 2010

No. 5617

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klager,

tegen:

verweerder.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 27 oktober 2009, onder nummer 09-087A, aan partijen toegezonden op 27 oktober 2009, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 3 november 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 maart 2010, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3. De klacht

 De klacht houdt zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad door niet het vonnis van de kantonrechter van 11 juli 2008 te respecteren en namens zijn cliënt, het UWV, tegen beter weten in bezwaren te maken, daarmee onvoldoende onafhankelijkheid betrachtend ten opzichte van zijn opdrachtgever.

Bij pleidooi heeft klager zijn klacht nog aangevuld doch deze aanvulling dient buiten beschouwing te blijven nu volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline de klacht begrensd wordt door de bij de deken ingediende klacht(en) en hetgeen de deken in het onderzoek als bedoeld in art. 46c van de Advocatenwet heeft onderzocht.

4. De feiten

 In overweging 3. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

6. De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 27 oktober 2009, onder nummer 09-087A.

Aldus gewezen door mr.  J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, J.C. van Oven, G.J.S. Bouwens en G.J.L.F. Schakenraad, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2010.