ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0564 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 5556

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0564
Datum uitspraak: 09-04-2010
Datum publicatie: 23-04-2010
Zaaknummer(s): 5556
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Overname van zaken
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Opvolgend advocaat klaagde over uitblijven reactie op brieven (gegrond) En over verrekening nota's met ten behoeve van cliënt geïncasseerd geld ( klager niet-ontvankelijk) Waarschuwing.

9 april 2010

No. 5556

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerder,

tegen:

klager.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden (verder: de raad) van 10 juli 2009, onder nummer 50/08, aan partijen toegezonden op 15 juli 2009, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard en als maatregel een berisping is opgelegd.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 11 augustus 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- brief van klager van 5 oktober 2009;

- brief van klager van 25 november 2009.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 5 februari 2010, waar verweerder is verschenen.

3. De klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in:

1. Verweerder weigert te reageren op brieven van klager als opvolgend raadsman ondanks verzoeken en rappellen.

Klager acht de houding van verweerder curieus en klachtwaardig nu aldus het vertrouwen in de advocatuur en in met name de beroepsuitoefening door verweerder wordt geschaad. De belangen van de cliënt zijn door verweerder op onzorgvuldige wijze en mogelijke ook nadelige wijze behartigd.

Verwezen wordt naar de gedragsregels 1, 4, 5, 8 en 17.

Bij repliek geeft klager aan dat verweerder ook in de na het indienen van de klacht verzonden brief van 23 juni 2008 geen uitsluitsel geeft over de gestelde vragen. Zo wordt opnieuw niet aangegeven welke deurwaarder de executie ter hand heeft genomen en welk bedrag is geïncasseerd.

Kennelijk houdt verweerder de stukken onder zich in het kader van verrekening met mogelijk openstaande nota’s. In feite komt het er op neer dat verweerder de beëindiging van de opdracht door de cliënt volledig naast zich heeft neergelegd.

2. Verrekening is niet toegestaan. Bovendien bestaat er onduidelijkheid over de hoogte van de nota’s. Uit de brief van 23 juni 2008 blijkt dat verweerder niet eens een exacte opgave kan geven van de op dat moment vermeend openstaande declaraties. Klager treedt kosteloos op voor de cliënt, daar deze een uitkering geniet. Een toevoeging is verstrekt.

4. De feiten

De raad heeft vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft met betrekking tot klachtonderdeel 1 niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van verweerder tegen klachtonderdeel 1 van de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient op dit punt te worden bekrachtigd.

5.3 Over klachtonderdeel 2 overweegt het hof als volgt. De klacht is door klager op eigen naam ingediend, niet namens de cliënt die hij van verweerder heeft overgenomen. Het klachtrecht komt slechts toe aan degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen. De opvolgend advocaat is niet rechtstreeks in zijn belang getroffen indien, zoals klachtonderdeel 2 betoogt, zijn voorganger door hem ten behoeve van de cliënt geïncasseerde bedragen ten onrechte verrekent met door de cliënt aan hem verschuldigde declaraties, en evenmin indien op die declaraties aan te merken is. Dit heeft tot gevolg dat klager niet ontvankelijk is in klachtonderdeel 2. De beslissing van de raad behoort op dit punt vernietigd te worden.

5.4 Nu het hof, anders dan de raad, alleen klachtonderdeel 1 gegrond acht, zal het de door de raad opgelegde maatregel van berisping verminderen tot die van enkele waarschuwing, die het passend acht.

6. De beslissing

Het hof:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden van 10 juli 2009, nr. 50/08, voor zover de raad klachtonderdeel 2 gegrond heeft verklaard en de maatregel van berisping heeft opgelegd;

en, in zoverre opnieuw rechtdoende:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 2, en

- legt aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. P.J. Baauw, H. van Loo, J.C. van Oven en B.J.Th. Bouma, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2010.